1-12 3V

Welkom!
Meld je aan bij LessonUp
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Meld je aan bij LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Cijfers
Korte herhaling vorige week
Uitleg nieuwe stof: fictie
Samen oefenen
Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Cijfers
De cijfers staan op Magister

Heb je vragen over hoe je cijfer tot stand is gekomen? Mail mij, dan stuur ik je het beoordelingsformulier en een scan van je toets toe. 

Slide 3 - Tekstslide

Literatuur
Lectuur
Uniek verhaal
Voorspelbaar
Cliché
Diepere betekenis
Oppervlakkig
Kritische houding

Slide 4 - Sleepvraag

Uitleg nieuwe stof

Ik ga een aantal begrippen uitleggen. Je moet deze begrippen kunnen herkennen en benoemen in een verhaal. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe noem je de belangrijkste en minder belangrijke personages in een verhaal?

Slide 6 - Open vraag

Personages
Hoofdpersonen: wordt uitgebreid beschreven, zodat je goed met ze kunt meeleven. Je komt veel te weten over gedachten en gevoelens. 

Bijpersonen: uiterlijk krijgt de meeste aandacht, vaak hebben ze maar één eigenschap

Slide 7 - Tekstslide

Wat is perspectief?

Slide 8 - Woordweb

Perspectief

- Ik-perspectief
- Personaal perspectief
- Alwetende verteller

Slide 9 - Tekstslide

Ik-verteller
Personaal perspectief
Alwetende verteller
Vanuit de ik-persoon. Je weet alleen wat de 'ik' voelt en denkt
Vanuit hij/zij. Je weet van alle personen wat ze denken en voelen.
Vanuit hij/zij. Je weet alleen wat de hoofdpersoon denkt en voelt

Slide 10 - Sleepvraag

Perspectief
Ik-perspectief =

Verhaal wordt vanuit de ik-persoon verteld. Je weet dus ook alleen wat de ik-persoon denkt en voelt.

Ik loop naar de bakker. Eigenlijk had ik bedacht om broodjes mee te nemen, maar dat gebak ziet er ook wel goed uit...

Slide 11 - Tekstslide

Perspectief
Personaal perspectief =
Verhaal wordt vanuit de hij/zij-persoon verteld. Je weet alleen wat de hoofdpersoon ziet/voelt.

Bram loop naar de bakker. Eigenlijk had Bram bedacht om broodjes mee te nemen, maar hij ziet nu dat dat gebak er ook wel goed uitziet...

Slide 12 - Tekstslide

Perspectief
Alwetende verteller =
Verhaal wordt vanuit de hij/zij-persoon verteld. Je weet wat iedereen in het verhaal voelt

Bram loop naar de bakker. Eigenlijk had Bram bedacht om broodjes mee te nemen, maar hij ziet nu dat dat gebak er ook wel goed uitziet. De bakker laat hem binnen en denkt...

Slide 13 - Tekstslide

Chronologische tijd
Vertelde tijd
Historische tijd
In welke tijd het verhaal zich daadwerkelijk afspeelde
De tijdsduur die in het verhaal wordt beschreven
De volgorde waarin het verhaal zich daadwerkelijk afspeelde

Slide 14 - Sleepvraag

Tijd
Historische tijd = 

De periode in de geschiedenis waarin het verhaal zich daadwerkelijk afspeelt

De historische tijd van Oorlogswinter is 1940-1945 of tijdens de Tweede Wereldoorlog

Slide 15 - Tekstslide

Tijd
Vertelde tijd = 
De tijdsduur die in het verhaal wordt beschreven (bijvoorbeeld één jaar, twee weken, soms maar één dag)

Versnelling: als een onbelangrijke periode wordt samengevat 
Tijdsprong: een stuk wordt overgeslagen
Vertraging: als een gebeurtenis langzamer wordt beschreven


Slide 16 - Tekstslide

Tijd
Chronologische volgorde = 
De volgorde waarin alles gebeurd is

Flashback: de schrijver vertelt wat eerder is gebeurd, een sprong terug in de tijd
Flashforward: de schrijver vertelt wat in de toekomst gebeurt, een sprong vooruit in de tijd

Slide 17 - Tekstslide

Setting
De ruimte waar het verhaal zich afspeelt, de plaats, het weer, het tijdstip. 

Dit bepaalt de sfeer van het verhaal: gezellig, treurig, spanning...

Slide 18 - Tekstslide

Klaar? Ga aan de slag met de opdracht op Teams

Slide 20 - Tekstslide