De plaats(en), het weer en het tijdstip bepalen de sfeer van een situatie.
De schrijver kiest hiermee voor een bepaalde (gezellige, enge, spannende of mysterieuze) sfeer.
Denk bij ruimte niet alleen aan de letterlijke plaats, maar ook aan de sfeer die er heerst, het weer, geuren, kleuren, geluid en stilte.
Soms gebeurt er juist iets wat je helemaal niet verwacht: dan breekt er op een zonnig strand plotseling een onweer los; er gaat iets onheilspellends gebeuren.