werkwoordspelling H1 en stukje H4

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- weet je wat de literaire begrippen: tijd en perspectief inhouden
- weet je hoe je de gebiedende wijs moet spellen 
- weet je (weer) hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), -dde(n), -te(n), -tte(n) moet spellen





1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- weet je wat de literaire begrippen: tijd en perspectief inhouden
- weet je hoe je de gebiedende wijs moet spellen 
- weet je (weer) hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), -dde(n), -te(n), -tte(n) moet spellen





Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Zes seconden - uitleg literaire begrippen (25 min)
- Terugblik: hoofdletters en aanhalingstekens (10 min)
- Uitleg ww-spelling (5 min)
- Zelfstandig werken aan opdrachten (15 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Gebruik je molboekje voor het maken van aantekeningen

Hoofdstuk 8 en 9   

Noteer:
(Literaire begrippen:) personages (wat weet je van ze?), ruimte, tijd, spanning en perspectief.

Slide 3 - Tekstslide

Literaire begrippen
- Perspectief
- Tijd

Slide 4 - Tekstslide

Perspectief
Wanneer je de personages wat beter bekijkt, valt het op dat je meestal maar van één of twee het innerlijk hebt leren kennen. Dit noemen we het perspectief. Behalve dat je van zo’n personage de gedachten en gevoelens kent, heb je ook als het ware door de ogen van die ene persoon tegen alle gebeurtenissen en andere verhaalfiguren aangekeken
Realiseer je dat het altijd om zijn mening of visie gaat en dat het niet altijd de juiste hoeft te zijn! 

Slide 5 - Tekstslide

Soorten perspectief
Ik-perspectief (ik-vorm): Wanneer een persoon in deze vorm is geschreven, weet je alleen van de ik-persoon wat hij ziet, denkt en voelt. Deze ik-figuur vertelt het verhaal aan je. Zelf is hij dan het hoofdpersonage. 
Personaal of alwetend perspectief (hij/zij-vorm): De verteller is onzichtbaar. Het verhaal vertelt eigenlijk zichzelf, maar je kent maar van één persoon (hij of zij)| de gevoelens en gedachten. Hierbij is dus ook het perspectief niet per se betrouwbaar.  Bijvoorbeeld: God beware ons, dacht Frits, wat een combinatie. “Een leuk en eenvoudige dracht”, zei hij, “die bij je past. Stemmig en niet te opzichtig”.  
Meervoudig perspectief: Een schrijver kan ook wisselen van perspectief. Eerst beleef je het verhaal door de ogen van deze, dan weer door de ogen van die.

Slide 6 - Tekstslide

Tijd
Historische tijd= Periode van de geschiedenis waarin het verhaal zich afspeelt. Aan de voorwerpen, omgangsvormen en het taalgebruik kun je dit herkennen.
Vertelde tijd= Is de tijdsduur die in een verhaal beschreven wordt. Dit kan een dag zijn, een week, een maand, soms zelfs een groot aantal jaren. De meeste schrijvers vertellen niet alles wat er in die tijd gebeurt. Soms slaan ze een stuk over = tijdsprong.
Als een schrijver ervoor kiest om een periode samen te vatten in een paar woorden, dan versnelt hij als het ware de tijd. Dit noem je een versnelling.
Wanneer de schrijver de keuze maakt om een gebeurtenis heel langzaam te beschrijven (veel langer dan dit in werkelijkheid zou duren) noem je dit een vertraging. Een schrijver doet dit bijvoorbeeld door de gedachten van een van de personages weer te geven of door een bepaalde ruimte uitgebreid te beschrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Tijd
Verteltijd
Dit is de tijd die je nodig hebt om het verhaal of het boek te lezen. Dus: hoelang lees je over het verhaal of boek?
Als een verhaal in chronologische volgorde verteld wordt, dan wordt het verhaal verteld in de volgorde waarin alles gebeurd is.
Schrijvers doen dit vaak niet. Zij spelen met de tijd. Dit doen zij door gebruik te maken van tijdsprongen. De schrijver slaat dan vaak een stuk tijd over. Vaak kun je dit herkennen aan zinnetjes als:
 De volgende dag …
 Een paar uur / dagen / maanden later …
 Etc.

Slide 8 - Tekstslide

Tijd
Flashbacks
De schrijver vertelt dan iets wat al eerder is gebeurd. Hij maakt een ‘sprong terug in de tijd’. Hierdoor krijg je vaak meer informatie over een persoon en hierdoor kun je beter begrijpen hoe hij/zij tot zijn daden is gekomen.
Flashforward
Dit is een sprong vooruit in de tijd. De schrijver vertelt dan iets wat in de toekomst zou kunnen gebeuren. Deze vooruitwijzing zorgt voor spanning, omdat de lezer (jij) wil weten of zijn (jouw) vermoeden(s) juist zijn.

Tijd is bij uitstek een middel dat een schrijver gebruikt om spanning op te wekken.

Slide 9 - Tekstslide

Terugblik
Hoofdletters en aanhalingstekens

Kahoot

Slide 10 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Altijd de ik-vorm (ook bij meerdere mensen)

...... (blijven) hier even zitten
..... (pakken) een stoel en ga zitten

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling ww-spelling
Spelling PVTT PVVT
Zwak en sterk

Basis is ik-vorm

Filmpje Nieuw Nederlands

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Lees verder in Zes seconden (huiswerk vrijdag t/m H11)
en/of
Maak de opdrachten van de Planning Gebiedende wijs (op online Nieuw Nederlands)


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide