Week 24, Les 2, HV1 (Herhaling 3.1-3.3 SO)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Herhaling 3.1-3.3

Deze les: 

• Herhaling voor SO 
• (Tijd over?)
• Afsluiting  

3.1 (Oriëntatie):

Het tijdvak dat we nu behandelen heet: Tijdvak 2 - Tijd van Grieken en Romeinen

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer is dit tijdvak?

1. 10.000 v.Chr. - 3.000 v.Chr.
2. 3.000 v.Chr. - 500 n.Chr.
3. 5.000 v.Chr. - 0
4. 750 v.Chr. - 500 n.Chr.

3.1
Wat weet je nog over
het ontstaan van Rome?

3.2 (De verovering van een groot rijk):

3.2
Wat weet je nog van
Romeinse bestuursvormen
en veroveringen?

Wat is de juiste volgorde in tijd?
1: Keizerrijk
2: Koninkrijk
3: Republiek

1. 123
2. 321
3. 312
4. 231

In de Romeinse Republiek waren twee belangrijke bestuursgroepen. Welke waren dit?

Senaat:
Wat hoort er niet bij?

1. Stemmen over wetsvoorstellen
2. Hebben vetorecht
3. Kozen een keer per jaar nieuwe consuls
4. Gaven advies aan consuls

Consuls:
Wat hoort er niet bij?

1. Consuls zaten de senaat voor
2. Consuls waren leider van het leger
3. Consuls maakten wetsvoorstellen
4. Consuls kiezen nieuwe leden van de senaat

Leg uit waarom de Romeinse Republiek niet democratisch was:

Verovering van Italië

Verovering van Carthago

Verovering van Gallië

272 v.Chr.

146 v.Chr. 

51 v.Chr. 

Geef twee redenen waarom Romeinen gingen veroveren:

Geef drie redenen waarom het Romeinse leger zo succesvol was:

3.3 (Het leven in het Romeinse Rijk):

3.3
Wat weet je nog
over het leven
in het Romeinse Rijk?

De meeste
Romeinen leefden
op het platteland

1. Waar
2. Niet waar

Welke zin klopt niet?

1. Rijke soldaten kochten boerderijtjes op
2. Rijke soldaten werden vaak grootgrondbezitters
3. Arme soldaten keerden vaak terug naar vervallen boerderijtjes
4. Arme boeren knapten hun boerderijtjes vaak op

Wat is hier afgebeeld? 

Wat is een andere naam voor de arme bevolking van Rome?

1. Nobiles
2. Proletariërs

Wat wordt bedoeld met deze uitspraak?

Tijd over?

Ga aan de slag met een van de volgende dingen: 

• Maak van paragraaf 3.2 en 3.3 de Test Jezelf
• Ga leren voor het SO (maak bijvoorbeeld een samenvatting)
• Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 nog een keer voor jezelf door

Ik heb vertrouwen in het SO van volgende week!
(0 = nee, 100 = ja)

0100

Afsluiting:

Volgende week maandag:

SO over paragraaf 3.1, 3.2 & 3.3