3H - Kapitel 2 - Zusammenfassung

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

HALLO! 

Zusammenfassung Kapitel 2

Na klar! MAX

3 Havo

Kapitel 2: Stuttgart

Dit hoofdstuk gaat over Stuttgart,

over dieren, natuur en de wereld

om je heen.

Leerdoelen:

• Ik kan de modale werkwoorden en het werkwoord wissen gebruiken.
• Ik ken de gebiedende wijs in het Duits. 
• Ik ken de DER-groep en de EIN-groep.
• Ik ken de werkwoorden met de eerste, derde of vierde naamval.
  
  
• Ik kan een huisdier beschrijven. 
• Ik kan informatie vragen en geven. 

Wörter DU -> NL

Übersetze die Wörter ins Niederländische. Wähle aus:

sauber

1. laag
2. verschillend
3. schoon
4. lui

die Heizung

1. het apparaat
2. de verwarming
3. het papieren zakje
4. de afvalcontainer

versprechen

1. beloven
2. verbruiken
3. verhuizen
4. bevatten

damals

1. ondanks
2. nooit
3. toen
4. vaak

Gassi gehen

1. voldoende zijn
2. ontdekken
3. aanraken
4. uitlaten

genau

1. vers
2. precies
3. gauw
4. ondanks

das Geräusch

1. het geluid
2. het milieu
3. de onderzoeker
4. de jongeren

jedoch

1. meteen
2. luid
3. erg
4. echter

Heute Nachmittag möchten wir im Supermarkt für Oma ... .

1. schützen vor
2. Mülltonne
3. Einkäufe machen
4. Heizung

Wörter NL -> DU

Übersetze die Wörter ins Deutsche. 

de rivieren

het weiland

de bossen

het konijn

de schildpad

de cavia

Dieses Stück Land ist komplett von Wasser umringt.

Grammatik A: De modale werkwoorden en wissen

Ergänze die richtigen Formen von den Verben im Präsens (= tegenwoordige tijd).

können

Warum ... Lieke nicht kommen? - Sie besucht ihre Schwester in Arizona.

dürfen

Marius und Tom, ihr ... auf das Konzert der Rockband gehen.

mögen

Ich ... deinen Bruder! Wie alt ist er?

Grammatik B: De gebiedende wijs

Lies die Situationen und ergänze jeweils den Imperativ (= gebiedende wijs). Benutze die vorgegebenen Wörter.

Situation 1
Je ziet dat de bus eraan komt. Jouw zussen willen de bus nog halen. Wat zeg je?
gehen – jetzt – schnell – zur Haltestelle 

Grammatik C: De DER-groep en de EIN-groep

Ergänze die richtige Endung. Ergänze x, wenn es keine Endung gibt.

Sie fährt mit ein................ Freundin (v) in die Schweiz.

Grammatik D: Werkwoorden met de 1e, 3e of 4e naamval

Ergänze die richtige Endung. Ergänze x, wenn es keine Endung gibt.

Fragst du bitte unser................ Gäste (mv), ob sie Tee möchten?

Du musst dein................ Großmutter (v) noch kurz Tschüs sagen.