H1 assistent dienstverlening en zorg les 1+2+3

Dienstverlening en zorg
Hoofdstuk 1: Assistent dienstverlening en zorg
Les 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
dienstverlening en zorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstverlening en zorg
Hoofdstuk 1: Assistent dienstverlening en zorg
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Assistent dienstverlening en zorg
Je kunt bij verschillende bedrijven en instellingen gaan werken. 
 
Je verleent diensten.

Een dienst is iets dat je voor een ander doet. 
Een ander woord voor dienst is service.

Slide 2 - Tekstslide

Sector 
Branche
Zorg en welzijn / Kappers / Facilitair / Gastvrijheidssector

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij de sector zorg en welzijn?

Slide 4 - Woordweb

Noem zo veel mogelijk bedrijven uit de sector facilitair

Slide 5 - Woordweb

Gastvrijheidssector, waar kan je dan werken? en wat doe je dan?

Slide 6 - Woordweb

Waar ga jij stage lopen?
En waar wil je later gaan werken?

Slide 7 - Open vraag

Kappersbranche 
Waar kun je gaan werken?
Kapsalon
- Barbershop

Werkzaamheden:
- Kapsalon netjes houden
- Koffie of thee serveren
- Haarverzorging (haren wassen)

Slide 8 - Tekstslide

Sector zorg en welzijn:
Waar kun je gaan werken?                                                      Werkzaamheden:
- Verpleeg- en verzorgingshuizen                                     - Klaarzetten van ontbijt
- Thuiszorg                                                                                    - Helpen bij het ontbijt 
- Ziekenhuizen
- Instellingen voor gehandicapten
- Sportscholen
- Kinderopvang en onderwijs

Slide 9 - Tekstslide

Facilitaire dienst

Waar kun je gaan werken?                                      Werkzaamheden:
- Grote bedrijven                                                         - Ruimtes gebruiksklaar maken
- Ziekenhuizen                                                             - Schoonmaken 
- Scholen                                                                        - Klusjes uitvoeren (bv. printen)
- Kinderopvang

Slide 10 - Tekstslide

Gastvrijheidssector 
Waar kun je gaan werken?                                       Werkzaamheden:
- Restaurants                                                                 - Gasten ontvangen
- Lunchrooms                                                                - Ruimtes klaarmaken/opruimen
- Hotels                                              

Slide 11 - Tekstslide

Waar kun je werken? (zorginstellingen)
Blz. 21

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

H1.5 Kappersbranch
Kappersbranch is een verzamelnaam voor alle kapperszaken. 

Kapper is iemand die voor zijn werk het haar van andere knipt of in model brengt. 

Je werkt in een kapsalon.
Dit is een zaak waar je je haar kunt laten verzorgen
Blz. 24

Slide 15 - Tekstslide

Dienstverlening en zorg
Hoofdstuk 1: Assistent dienstverlening en zorg
Les 2

Slide 16 - Tekstslide

H1.6 Facilitaire dienst

Je kunt bijvoorbeeld werken op een school als conciërge, in een sportschool of bij een schoonmaakbedrijf.

  Je zorgt dat ruimtes schoon en gebruiksklaar zijn en blijven.

 Je zorgt dat het gebouw klaar is om mensen te ontvangen.
 Je ontvangt en helpt mensen.


Blz. 26

Slide 17 - Tekstslide

Verschillende taken als facilitair medewerker

1. Je zorgt dat ruimtes schoon en gebruiksklaar zijn en blijven. 

2. Je zorgt dat het gebouw klaar is om mensen te ontvangen.
 
3. Je ontvangt en helpt mensen.
Een bedrijf is dan klaar om open te gaan. Deuren zijn geopend, licht brand en de verwarming staat aan.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

H1.7 Gastvrijheidssector
Bij de horeca horen alle bedrijven die zich bezighouden met het verkopen van eten, drinken en overnachtingen. Het woord horeca bestaat uit 3 woorden:
Blz. 28

Slide 20 - Tekstslide

Een plek waar mensen kunnen overnachten tegen betaling. 
Een bedrijf waar mensen tegen betaling kunnen eten. 
Een horecabedrijf dat geld verdiend met het verkopen van drank. 
bv. bar, voetbalkantine.
Vekopen maaltijden die snel te bereiden zijn. 
bv. McDonals.
Verzorgt eten op locatie.
Een klein winkeltje waarje bijvoorbeeld koffie kunt kopen. 
Bv. op een station. 

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag! 

Zelfstandig maak je opdracht: 
(blz. 15 T&M 29)


Slide 22 - Tekstslide

H1.8 Jij als assistent dienstverlening
en zorg
Blz. 31

Slide 23 - Tekstslide

Jij als assistent in de sector zorg en welzijn
In deze sector heb je verschillende werktijden.
- Bij een kinderopvang ben je overdag aanwezig
- Bij een verpleeghuis is iemand dag en nacht aanwezig


Slide 24 - Tekstslide

Jij als assistent in de facilitaire dienst

- Zorgen dat ruimtes opgeruimd, schoon en gebruiksklaar zijn.

- Kamers inrichten, schoonmaken, versiering ophangen, lampen vervangen.

- Na je dienst ruim je alles op en zorg je dat je werkplek schoon is. 

Slide 25 - Tekstslide

Jij als als assistent in de kappersbranche
In deze sector werk je overdag of in de avond. 

- Kapsalon netjes maken voordat de klanten komen. 
- Klanten ontvangen
- Kapsalon netjes maken (vloer vegen enz.)
- Koffie of thee serveren
- Haarverzorging (haren wassen)
- Aan het eind van de dag de Kapsalon netjes maken voor de volgende dag. 

Slide 26 - Tekstslide

Blz. 34

Slide 27 - Tekstslide

Jij als assistent in de gastvrijheidssector

- Onregelmatige werktijden: werktijden kunnen per dag en week wisselen.
 
- Voorraden in de keuken en bar aanvullen.

- Alles netjes opruimen en zorgen dat alles netjes is. 

Slide 28 - Tekstslide

1.9 Dienstverlenend handelen
Tijdens het verlenen van een dienst wil je iemand zo goed mogelijk helpen.
Je let op het volgende:
 
Blz. 36
Je stelt vragen om erachter te komen wat iemand wenst en goed luisteren.
Zodra er een probleem is denk jij in oplossingen.
Je probeert situaties te onthouden en klanten, gasten of zorgvragers te herkennen. 
Je speelt in op onverwachtse gebeurtenissen

Slide 29 - Tekstslide

Je wilt dat de klanten, gasten of zorgvragers tevreden zijn over jouw werkzaamheden. Je doet je best hiervoor. 
Je helpt mensen als je ziet dat iemand iets niet weet of kan. 
Je gedrag en uitelijk passen bij de organisatie waarvoor je werkt. 

Slide 30 - Tekstslide

H1.10 Begrippen
Blz. 38-39

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 
Je kiest één sector. Verzamel zo veel mogelijk informatie en presenteer dit via een power point.
Welke bedrijven vallen onder deze sector? (3)
Wat voor banen heb je in deze sector?  (3)
Wat zijn de werkzaamheden?   (3)
Wat zijn de werkdagen / werktijden?
Welke opleidingen zijn er voor deze banen? 


Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag! 
deel 2

Zelfstandig maak je de volgende opdrachten:
  • blz 30 T&M 39 




Slide 34 - Tekstslide

Kappers & werkzaamheden

Wat doet en kapper?                                         Welke verschillende kappers zijn er?  
- Haren knippen                                                       - Herenkapper, barbier(baard,snor)
- Haren in model brengen                                   - Kinderkapper
- Haren verven                                                          - Milieubewuste kapper 
- Baard scheren of knippen                                   (milieuvriendelijke producten)                                                                                               - Kapper voor kroeshaar                    
                                                                                            (krulkapper)




Slide 35 - Tekstslide