Spelling: hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden

Nederlands
Spelling
Hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden
blz. 34
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Spelling
Hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden
blz. 34

Slide 1 - Tekstslide

Les opening

Lesdoel: Je leert over hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 

1 Vandaag zijn alle leerlingen vrij, want het is Koningsdag.
2 Zodra ze thuis is, trekt Julie haar pantoffels aan.
3 Volgens mij houdt Rick niet van kroketten, maar is zijn vriendin er dol op.
4 Omdat ze haar huiswerk niet af had, moest Erica bij de docent Engels een uur nablijven.
5 Maakt Else al haar huiswerk voor maandag op vrijdagmiddag, zodat ze in het weekend kan sporten?
6 Als we terugkomen van vakantie, eten we meestal in een Chinees restaurant.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 2
1 a Wie succesvol wil zijn, moet goed zijn best doen.
b Toen we in Zuid-Spanje zaten, scheen de zon elke dag.
c Als je nu een nieuwe auto koopt, krijg je er een aanhangwagen bij.

2 a Zodra Jennita thuis is, trekt ze haar huispak aan.
b Wil je zus je niet helpen, omdat je ruzie met haar vriendje hebt gemaakt?
c Doordat het veel geregend heeft, is de aardappeloogst dit jaar slecht.



Slide 4 - Tekstslide

Instructie 
Hoofdletters
- Begin van de zin
- Bij namen (Jan Janssen, Kinderdagverblijf 't Boemeltje, Europese Unie, mevrouw A.J. van er Meer - de Graaf)
- Aardrijkskundige namen (Groningse, Zuid-Afrikaanse)




Slide 5 - Tekstslide

Instructie
Leestekens
Een zin eindigt met een punt, uitroepteken of vraagteken. 

Komma gebruik je: 
- tussen twee persoonsvormen
- voor verbindingswoorden




Slide 6 - Tekstslide

Oefenen
het amsterdamse waterlooplein en dierentuin artis liggen niet ver uit elkaar

mijn vriend cornald van der meer woont in de brabantse gemeente oisterwijk

Slide 7 - Tekstslide

Instructie
Verkleinwoorden

Meestal schrijf je:
 -je (huis - huisje)
-pje (boom - boompje)
-etje (slang - slangetje)

Slide 8 - Tekstslide

Instructie
Regels: 
Eindigt een woord op:

-ng  --> -nkje of -etje (afdeling - afdelinkje)
- i --> voeg -e- toe (taxi - taxietje)
- lange klinker, verdubbel dan de klinker (foto - fotootje, café - cafeetje)
- y --> schrijf een apostrof (pony, pony'tje, hobby - hobby'tje)
bij letters, cijfers en afkortingen, schrijf je apostrof (mp3'tje, 6'je)

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
Het paard ----> het ..... 
Het logo -----> het .... 
De koning ----> het ....
Het menu ----> het .... 
De hobby ----> het .....

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Maken opdracht 1 & 2 (zin 3 t/m 6 ) &








Slide 11 - Tekstslide

Evaluatie 
Lesdoelen behaald? 

Huiswerk: 
Denk aan je leesboek. 

Donderdag 21-10   3e lesuur 
Opdracht 1, 2 en 3  Blz. 34 & 35 

Slide 12 - Tekstslide