11-12-2024: herhaling voor de toets

Aan het eind van deze week:
- Weet je hoe je op de juiste manier hoofdletters en leestekens moet gebruiken;
- weet je wanneer je woorden spelt met een -d of een -t;
- weet je hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
- weet je hoe je meervouden en verkleinwoorden op de juiste manier spelt. 

Pak je schrift 


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- Weet je hoe je op de juiste manier hoofdletters en leestekens moet gebruiken;
- weet je wanneer je woorden spelt met een -d of een -t;
- weet je hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
- weet je hoe je meervouden en verkleinwoorden op de juiste manier spelt. 

Pak je schrift 


Slide 1 - Tekstslide

Wél hoofdletters

Slide 2 - Tekstslide

Geen hoofdletters

Slide 3 - Tekstslide

s
's
e
a
é
i
eau
u
ui
o
ie
y
Meervoud op -s of - 's
camera- camera's      cadeau - cadeaus

Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je verkleinwoorden
  • De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken door -je erachter te plakken. vb: huis -> huisje 

Soms moet je nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
film - filmpje
tafel - tafeltje
slang - slangetje

Slide 5 - Tekstslide

Uitzondering 1: ng -> nkje/etje
  • Bij woorden die eindigen op -ng, schrijf je het verkleinwoord met -nkje of - etje

Voorbeelden: 
poging - poginkje
woning - woninkje 
ring - ringetje

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering 2: lange klinker
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord. 

Voorbeelden: 
oma - omaatje 
café - cafeetje 
auto - autootje 
paraplu - parapluutje 

Slide 7 - Tekstslide

Uitzondering 3: i -> ietje 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een i, schrijf je -ietje.

Voorbeelden: 
taxi - taxietje 
ski - skietje 
tosti - tostietje


Slide 8 - Tekstslide

Uitzondering 4: -y
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een -y, schrijf je een apostrof (een hoge komma). 

Voorbeelden: 
baby - baby'tje 
lolly - lolly'tje
hobby - hobby'tje



Slide 9 - Tekstslide

Uitzondering 5: cijfer- en letterwoorden
  • Bij cijfer- en letterwoorden, schrijf je ook een apostrof (hoge komma). 

Voorbeelden: 
mp3 - mp3'tje
s - s'je 
usb - usb'tje 
A4 - A4'tje



Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 18 - Quizvraag

11 leerlingen zijn aan het lezen.

Is 'leerlingen' met hoofdletter of zonder?
A
leerlingen
B
Leerlingen

Slide 19 - Quizvraag

's morgens eet ik altijd een ei.
A
'S morgens
B
's morgens
C
's Morgens
D
'S Morgens

Slide 20 - Quizvraag

meervoud
A
kroketten
B
kroketen

Slide 21 - Quizvraag

Meervoud
A
garages
B
garage's

Slide 22 - Quizvraag

Meervoud van fotograaf?
A
Fotografen
B
Fotograven

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 24 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt in de zinnen? Kies: juist of onjuist.
Mevrouw de Waard geeft Geschiedenis en Duits.

A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt in de zinnen? Kies: juist of onjuist.
De zon komt ’s ochtends op in het Oosten.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt in de zinnen? Kies: juist of onjuist.
Liams zus nam zaterdag Utrechtse botersprits voor hem mee.

A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt in de zinnen? Kies: juist of onjuist.
Van wie is die groene mercedes die hier geparkeerd staat!

A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Hoofdletter
Geen hoofdletter
Hoofdletter
Geen hoofdletter
Hoofdletter
Hoofdletter
richard
siddeburen
herfst
oktober
begin van een zin
limburgse vlaai

Slide 29 - Sleepvraag

met hoofdletter
zonder hoofdletter
coevorden
joris
hond
nederlands
zomer
september

Slide 30 - Sleepvraag

Weet je nu:
-Hoe je op de juiste manier hoofdletters en leestekens gebruikt? 
- Hoe je bepaald of woorden eindigen op een 
-d of een -t? 
- Hoe je bijvoeglijke naamwoorden schrijft?
- Hoe je verkleinwoorden en meervouden schrijft? 









Huiswerk: 
Oefenen voor de toets!

Schrijf op in je agenda!

Slide 31 - Tekstslide