Wat: Woordenschat, H1, blz. 24/27, 9GL 26/29) controleer en verbeter de opdrachten 1 en 2, maak dan de rest van de opdrachten;
Hoe: je gaat zelfstandig aan het werk, na 10 minuten mag je zachtjes overleggen;
Hulp: als je een vraag hebt, steek je je vinger op dan kom ik langs
Tijd: je hebt 20 minuten de tijd;
Klaar: als je klaar bent, vraag je het antwoordboekje, dan controleer en verbeter je je antwoorden. Niet af, dan is de rest huiswerk.