VEI 9.4 Bloed- en orgaandonatie

9.4 Bloed- en Orgaandonatie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.4 Bloed- en Orgaandonatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar herkennen de witte bloedcellen de ziekteverwekkers aan?
A
antistoffen
B
antigenen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een moeder voor de geboorte al besmet is geraakt met een bepaald virus is de kans kleiner dat de baby ziek wordt van dat virus. Leg uit.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er in een prik bij een vaccin?
A
antistoffen
B
verzwakte ziekteverwekkers
C
medicijnen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom word je elke keer weer opnieuw ziek van verschillende ziekteverwekkers? Gebruik het woord 'antigenen' in je antwoord.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je beschrijft welke onderdelen van bloed in een situatie gegeven kunnen worden.
  • Je legt uit in welke situaties bloed bij een transfusie gaat klonteren.
  • Je legt welke problemen de resusfactor kan veroorzaken bij zwangerschap.
  • Je legt uit hoe afstoting kan worden voorkomen bij een orgaantransplantatie.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkdoelen/huiswerk
9.3 gemaakt? Vragen hierover?

9.4 maken voor volgende week!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb je welk bloedonderdeel nodig?
Rode bloedcellen
  • na veel bloedverlies
  • bij veel bloedarmoede
Bloedplasma
  • bij ernstige brandwonden
  • hemofilie
  • ernstige infecties
Bloedplaatjes
  • bij leukemie (bloedkanker)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antigenen op de bloedcellen
  • Op je rode bloedcellen zitten óók antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.
  • Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jessica heeft bloedgroep B, dat betekent dat ze                                          op haar rode bloedcellen heeft.
Haar lichaam maakt antistoffen tegen de antigenen die ze           heeft.
Ze maakt dus antistoffen tegen antigeen        ,dat is                        .
antigeen B
niet
wel
antigeen A
A
B
anti-B
anti-A

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jessica heeft bij een ernstig auto-ongeluk veel bloed verloren en moet een bloedtransfusie hebben. Jessica heeft bloedgroep B.
Het donorbloed mag dus geen antistof         bevatten.
Ze kan dus bloedgroep         en bloedgroep          ontvangen.
A
B
AB
O

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor
  • Mensen met Rh- hebben geen resusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen het resusantigeen.
  • Bij zwangerschappen kan de resusfactor voor problemen zorgen.
  • Na een zwangerschap van een Rh+ kind gaat de Rh- moeder antistoffen en geheugencellen maken.

Als het volgende kindje ook Rh+  is = wordt dat een zogenaamd Resuskindje:
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor
Resusantigenen
  • Rh+ als je het resusantigeen 
     hebt op je bloedcellen.
  • Rh- als je geen resusantigeen
     hebt op je bloedcellen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaantransplantatie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderdelen van bloed kun je krijgen bij een bloedtransfusie?
A
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen, witte bloedcellen
B
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen
C
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen
D
Bloedplasma, rode bloedcellen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jeffrey heeft hemofilie (bloedstollingsziekte) welk onderdeel van bloed heeft hij nodig?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt niet van iedere donor bloed krijgen. Dat komt doordat de witte bloedcellen vreemde bloedcellen bestrijden met antistoffen. Hoe herkennen witte bloedcellen vreemde bloedcellen?
A
aan de antigenen in het bloed
B
aan de antigenen op de bloedcellen
C
aan de antistoffen in het bloed
D
aan de antistoffen op de bloedcellen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de cellen zit antigeen A
Op de cellen zit antigeen A en antigeen B
Op de cellen zitten geen antigenen
Op de cellen zit antigeen B
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de 4 rode bloedcellen hoort bij bloedgroep O?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het groene driehoekje stelt antigeen A voor.
Van welke bloedgroep is rode bloedcel nr. 3?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het paarse rondje stelt antigeen B voor. Bij welke rode bloedcel(len) kun je antistof A terugvinden?
A
1
B
2
C
4
D
1 en 4

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De resusprik wordt gemaakt van menselijk bloedplasma. Bevat de resusprik antigenen of antistoffen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling juist of onjuist?

Iemand met resus positief bloed kan bloed ontvangen van iemand met resus negatief bloed.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling juist of onjuist?

Resus negatief bloed bevat altijd antistoffen voor het resus antigeen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer kan een (ongeboren) baby de resusziekte krijgen?
A
moeder is R+ baby is R+
B
moeder is R- baby is R-
C
moeder is R+ baby is R-
D
moeder is R- baby is R+

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anti - B
Anti - A
Anti A en Anti B
Geen antistoffen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
bloedgroep O

Slide 31 - Sleepvraag

Je kan niet van iedere donor bloed krijgen. Dit komt doordat er verschillende bloedgroepen zijn. Welke eigenschappen horen bij welke bloedgroep?
Iemand met bloedgroep A heeft cellen met antigeen:
A
A
B
B
C
AB
D
geen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdrachten 9.4 maken
Samenvatting, begrippenlijst

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies