Week 24 - herhaling gram Z

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Weekdoelen week 22 - spelling H6?
  • Programma deze week
  • Tekst bewaren
  • Herhaling grammatica zinsdelen
  • Geen werkdoelen deze week

Slide 2 - Tekstslide

Ik hoop dat fictieboek 3 uit is en je gestart bent met opdracht 3. Waar sta je?
A
Begonnen met de opdracht!
B
Ik ben nog aan het lezen
C
Ik moet nog beginnen met lezen
D
Ik heb het al ingeleverd

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het wg in de zin: hij heeft de hele dag geleerd voor de toets.
A
heeft
B
heeft geleerd
C
hij heeft
D
heeft geleerd voor de toets

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin staan de zinsdelen goed?
A
Soms/ rijdt /mijn broer/ met zijn scooter/ door een rood licht.
B
Soms/ rijdt/ mijn broer/ met/ zijn scooter /door/ een rood licht.
C
Soms/ rijdt/ mijn/ broer /met/ zijn /scooter /door/ een/ rood/ licht.
D
Soms/ rijdt/ mijn/ broer met zijn /scooter door /een rood licht.

Slide 5 - Quizvraag

Zet streepjes tussen de zinsdelen: In een pantserwagen voerden de agenten enkele demonstranten af.

Slide 6 - Open vraag

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin met een lijdend voorwerp. Zet erachter wat het lijdend voorwerp is

Slide 8 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp: In deze scheurkalender kun je elke week een leuk feitje lezen.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
A
de verdwaalde toeriest
B
de weg
C
aan de politieagent
D
de politieagent

Slide 10 - Quizvraag

De regering geeft het onderwijs extra geld. Meewerkend voorwerp =
A
het onderwijs
B
de regering
C
extra geld

Slide 11 - Quizvraag

Voor de school stond een groep jongens. Deze zin bevat .... meewerkend voorwerp
A
wel
B
geen

Slide 12 - Quizvraag

Ontleed de zin. Benoem pv, ow, wg, lv en mv. Zet streepjes. Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.

Slide 13 - Open vraag

Ze brachten hem direct naar het ziekenhuis. Hem =
A
ow
B
lv
C
mv
D
iets anders

Slide 14 - Quizvraag

Neem de zin over en zet streepjes tussen de zinsdelen. Voor mijn keelpijn heeft de arts mij antibiotica voorgeschreven.

Slide 15 - Open vraag

Vragen over gram zinsdelen?

Slide 16 - Tekstslide