In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Opdracht fictie
Slide 2 - Tekstslide
Fictie is:
A
verzonnen
B
waar gebeurd
C
lijkt net echt
Slide 3 - Quizvraag
Een voorbeeld van non-fictie is:
A
Boek Spijt van Carry Slee
B
Biologieboek van school
C
Sprookje van Roodkapje
D
Het Achterhuis van Anne Frank
Slide 4 - Quizvraag
Voorbeeld van realistische fictie is:
A
Lord of the rings
B
Sprookjes
C
Meisje met de vlechtjes
D
Spijt-Carry Slee
Slide 5 - Quizvraag
Maak een literaire mindmap van jouw boek.
Op papier (2 A4-tjes aan elkaar) of via computer.
Midden van mindmap: titel /schrijver boek met tekening die duidelijk aangeeft waar boek over gaat.
Zes takken- elke tak een andere kleur.
Digitaal: Mindmeister.com of andere tool of op papier.
Informatie via boek Talent:Perspectief blz. 57.
Rest van informatie op Magister.
Opdracht Dagen van gras
Slide 6 - Tekstslide
Lever je opdracht volgende week in. Op papier.
Vergeet niet naam en klas te vermelden.
Zorg dat je alle punten opneemt uit de informatie in deze les: Perspectief/Spanning/Mening over het boek in 100 woorden/Vergelijking boek-film in 150 woorden /Personages
Inleveren
Slide 7 - Tekstslide
Perspectief
Spanning
Mening boek in 100 woorden (argumenten!)
Zie ook opdracht Magister
4. Personages
5. Tijd
6. Vergelijking boek en film in 150 woorden (argumenten!)
Drie takken links
Drie takken rechts
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Eerste persoon-ik figuur. Je leest de gedachten van deze figuur.
Derde persoon-Hij/zij figuur. Je leest de gebeurtenissen vanuit het standpunt van deze persoon.
Wisselend perspectief. Je leest het verhaal vanuit meerdere personen en je begrijpt hoe zij de gebeurtenissen beleven.
Perspectief
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Spanning
Slide 12 - Tekstslide
Achterhouden van informatie
Spelen met tijd/vertragen van tijd
Terugkijken en vooruitblikken
Spanningsboog(tijd tussen begin open plek en antwoord)
Gedrag hoofdpersoon
Verhaalruimte/decor verhaal - weer/ donker etc.
Je moet zelf interpreteren=zelf bepalen wat bedoeling is
Spanning oproepen
Slide 13 - Tekstslide
Gebruik argumenten met behulp van stukjes uit het boek
realistische argumenten: klopt de werkelijkheid in het boek?
emotieve argument: hoe komt het dat het boek je aangrijpt?
morele argumenten: je bent het eens of niet eens met wat de hoofdpersoon belangrijk vindt (of de schrijver).
Mening geven
Slide 14 - Tekstslide
Round character (hoofdpersonen):
je leest hun gedachten en gevoelens
duidelijk karakter
veranderen door wat ze meemaken
Flat character (bijpersonen):
je leert ze nauwelijks kennen
veranderen tijdens verhaal nauwelijks
Personages
Slide 15 - Tekstslide
https:
Slide 16 - Link
Tijd in verhalen:
chronologisch=van begin tot einde. Volgens de klok.
flashbacks=terugkijken in de tijd
flashforwards=vooruitkijken in de tijd
tijd samenvatten in een aantal zinnen=tijdverdichting
door te spelen met tijd kan een schrijver een verhaal spannender maken.