GL4 Facilitair - schoonmaken - afval - ruimte inrichten

GL4 Facilitair - schoonmaken - afval - ruimte inrichten
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GL4 Facilitair - schoonmaken - afval - ruimte inrichten

Slide 1 - Tekstslide

Welkom GL4
08:05 - 08:20
startactiviteit 
08:20 - 08:45
lesdoelen bespreken/herhalen/theorie (examenvoorbereiding)
08:45 - 09:40
zelfstandig werken
maken opdrachten boekje facilitair
09:40 - 09:45
lesdoelen behaald + afronden
huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • je kent alle onderdelen die bij schoonmaken behoren (reinigingsmiddelen - schoonmaakmethodes - keurmerken - werkvolgorde - gevarensymbolen - pictogrammen)
  • je weet wat afvalbeheer, recycling, milieustraat is
  • je weet waar de 3 P's voor staan
  • je kent de verschillende zaalopstellingen en je weet wanneer je welke het beste kunt gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Weten jullie nog?

Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er altijd in een offerte?

Slide 5 - Open vraag

Inhoud offerte
  1. Prijs: inclusief of exclusief btw (belasting)
  2. Algemene leveringsvoorwaarden (regels waar je als koper aan moet houden)
  3. Levertijd
  4. Service (wordt het product thuis gebracht?)

Slide 6 - Tekstslide

Wat staat er in de
algemene
voorwaarden
van een offerte?

Slide 7 - Woordweb

Algemene leveringsvoorwaarden
Hierin staat vermeld:
1. hoe je kunt betalen (bijv. termijnen/op krediet/onder rembours
2.betalingstermijnen
3.op-zichttermijn mogelijk
4.retourbeleid
5.levertijd
6.hoeveel je minimaal moet bestellen
7.hoe je een bestelling kunt annuleren

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting APV?

Slide 9 - Open vraag

Vergunningen
APV->Algemene Plaatselijke Verordening 
  • hierin staan de regels voor meldingen en vergunningen
  • verschilt per gemeente

Vergunninghouder = degene die de vergunning krijgt als deze is aangevraagd


Slide 10 - Tekstslide

Wat staat er in een vergunning?

Slide 11 - Open vraag

Wat staat er in een vergunning?
Welke maatregelen neemt de evenementenorganisatie om
a. de openbare orde te waarborgen (zonder chaos)
b. zorg te dragen voor gezondheid en veiligheid
c. brandveiligheid te garanderen
d. te kunnen omgaan met incidenten en wanorde (vechtpartijen)

Slide 12 - Tekstslide

Noem 4 verschillende vergunningen

Slide 13 - Open vraag

Soorten vergunningen
A. Evenementenvergunning
B. Omgevingsvergunning
C. Exploitatievergunning
D. Drankvergunning


Slide 14 - Tekstslide

Soorten vergunningen
A. Evenementenvergunning
B. Omgevingsvergunning
C. Exploitatievergunning
D. Drankvergunning


Slide 15 - Tekstslide

Theorie: Facilitaire werkzh

Slide 16 - Tekstslide

Schoonmaken
Als je een activiteit gaat organiseren dan zorg je ervoor dat het schoon en veilig is. 

Je zorgt ervoor dat het:

  • hygiënisch schoon is, dus geen vuil en bacteriën
  • veilig is
  • er prettig en gastvrij uitziet.

Slide 17 - Tekstslide

Droog reinigen
Materialen voor droge reiniging
Droog reinigen doe je bij losliggend vuil, zoals zand en stof.

Slide 18 - Tekstslide

Nat reinigen
  • Aangekleefd en nat vuil moet je nat reinigen. 
  • Pas bij deze schoonmaakmaterialen op voor bacteriën (die houden van nat en warm). 
  • Verschoon werkdoekjes dagelijks. 
  • Spoel de andere schoonmaakmaterialen na gebruik goed   uit
  • Microvezeldoek:als je schoonmaakt met een microvezeldoek gebruik je geen schoonmaakmiddelen, alleen water.

Slide 19 - Tekstslide

Schoonmaakplan
In een schoonmaakplan staat:
  • wat er moet worden schoongemaakt
  • hoe vaak dat moet gebeuren
  • welke hulpmiddelen en schoonmaakmiddelen ervoor moeten worden gebruikt

Schoonmaakfrequentie (hoe vaak je iets schoonmaakt):
  • wat moet je schoonmaken; een toilet maak je vaker schoon dan een bureau
  • het soort bedrijf: keuken van een restaurant maak je vaker schoon dan keuken in een kantoor
  • hoe vaak je iets gebruikt; je gebruikt een toilet vaker dan een vergaderzaal





Slide 20 - Tekstslide

Werkvolgorde
  • je kunt het beste van hoog naar laag werken: je begint bij het plafond en eindigt op de grond
  • je kunt het beste met droog beginnen en met nat eindigen
  • droog schoonmaken: stofzuigen, ragebol
  • nat schoonmaken: schoonmaken sanitair en ramen lappen


Slide 21 - Tekstslide

Werkvolgorde
  • Werkvolgorde schoonmaken:
  • juiste dosering schoonmaakmiddelen
  • opruimen van de ruimte
  • spullen opbergen/opruimen
  • ramen lappen
  • vensterbanken, tafels en andere oppervlakten schoonmaken
  • stoelen schoonmaken
  • vloer vegen
  • vloer stofzuigen
  • vloer dweilen
  • hulpmiddelen schoonmaken



Slide 22 - Tekstslide

Keurmerken
Ecosert                                            Ecogarantie                  Save energy                      Europees                   Milieukeur                          Nordic
Greenlife                                                                                    and water                           Ecolabel                     Schoonmaak                     Ecolabel 
                                                                                                                                                       Schoonmaak                                                            schoonmaak

Slide 23 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen
Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:


  1. reinigingsmiddelen
  2. onderhoudsmiddelen
  3. desinfecteermiddelen
  4. oplosmiddelen.

Slide 24 - Tekstslide

1.Reinigingsmiddelen
  • vetoplosser: 
Voor het schoonmaken van vette oppervlakken, zoals een vies fornuis
  • natuurlijke reinigingsmiddelen zijn gemaakt van stoffen die uit de natuur komen: bijvoorbeeld soda, groene zeep en schoonmaakazijn. 
  • Soda is een goede vetoplosser. Omdat soda bovendien geurloos is, is het een goed middel om een koelkast mee schoon te maken. 
  • Met schoonmaakazijn kun je kalkaanslag verwijderen. Je kunt het gebruiken bij het lappen van de ramen of het schoonmaken van sanitair.

Slide 25 - Tekstslide

2.Onderhoudsmiddelen
Zorgen ervoor dat materialen een extra beschermlaagje krijgen. 
Bijvoorbeeld meubelwas of een leeronderhoudsmiddel. Vaak wrijf je onderhoudsmiddelen op om een mooi glanzend effect te krijgen.

Slide 26 - Tekstslide

3.Desinfecteermiddelen
Desinfecteermiddelen zorgen ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan. 
Desinfecteren doe je nadat je eerst gewoon huishoudelijk hebt schoongemaakt.
Desinfecteermiddelen bevatten chloor. Chloor is heel agressief en erg belastend voor het milieu.

Slide 27 - Tekstslide

4.Oplosmiddelen
  • Soms is vuil zo erg dat gewone reinigingsmiddelen niet voldoende zijn om vlekken te verwijderen. 
  • Dan gebruik je een oplosmiddel zoals wasbenzine, terpentine, spiritus of ammonia. 
  • Deze middelen kunnen materiaal aantasten en zijn schadelijk voor het milieu en de gezondheid. 
  • Oplosmiddelen verdampen snel in de lucht. Daarom is het belangrijk om de werkruimte goed te ventileren. 
  • Oplosmiddelen zijn licht ontvlambaar, brandbaar en giftig.
  • Gebruik nooit twee middelen door elkaar. Vooral het gebruik van chloor in combinatie met een reinigingsmiddel is gevaarlijk omdat er gasvorming ontstaat. Inademen van deze giftige damp is levensgevaarlijk.

Slide 28 - Tekstslide

Gevarensymbolen

Slide 29 - Tekstslide

Pictogrammen

Slide 30 - Tekstslide

Afvalbeheer
  • belangrijk om afval te scheiden: omdat je dan kunt recyclen (om materialen te kunnen hergebruiken)
  • karton en papier (om weer nieuw papier te kunnen maken)
  • plastic (om de stof fleece te maken of voor het maken van plastic folie
  • GFT (Groente-, Fruit-, en Tuinafval) (voor het maken van compost)
  • chemisch afval (chloor, benzine maar ook batterijen) (zeer schadelijk voor het milieu)
  • glas (voor het maken van nieuw glas)
  • restafval: is afval dat overblijft na het scheiden van het andere afval

Slide 31 - Tekstslide

  • Recycling
  • stoffen opnieuw gebruiken
  • logo's voor recycling:


  • goed voor het milieu
  • Groene rolcontainer : GFT Afval
  • Grijze rolcontainer : rest afval
  • Plastic rolcontainer / plastic zakken : plastic afval
  • Glas moet in de glasbak
  • (Klein) chemisch afval apart inzamelen (zoals batterijen)

Slide 32 - Tekstslide

Milieustraat
  • bijna alle gemeenten hebben een milieustraat; je kunt hier afval gescheiden inleveren
  • hier staan grote bakken waar je glas, restafval, tuinafval, oude huishoudelijke apparaten kunt inleveren




Evenementenmilieustraat
  • een milieustraat in het klein op een evenement
  • verschillende afvalbakken bij elkaar voor het publiek (restafval, papier en plastic)

Slide 33 - Tekstslide

Gevolgen voor het milieu
  • als je een activiteit organiseert moet je nadenken over de gevolgen voor het milieu (hoeveelheid afval, gevaarlijke stoffen enz)
regels:
  1. je moet afval scheiden en sorteren
  2. je moet energie besparen
  3. je let op de vorm van energieverbruik (groene energie zoals wind, zon en waterkracht)
  4. je zorgt dat je afval zoveel mogelijk recyclebaar is

  • geluidsvervuiling: er wordt teveel lawaai gemaakt waardoor er overlast voor omgeving ontstaat en voor de natuur


Slide 34 - Tekstslide

In kaart brengen gevolgen milieu bij een activiteit
  1. Waar kunnen de bezoekers hun afval kwijt (ingang, uitgang, bij kraam voor eten)
  2. Hoe laat je het afval door de bezoekers sorteren? (je doet het zelf of laat de bezoekers afval scheiden
  3. Waar is de plaats van de mobiele toiletten (ingang, uitgang, aan de rand vh terrein)
  4. Draai je muziek? Hoeveel geluidsoverlast is er? (overleg met de gemeente hoeveel geluid en lawaai maximaal gemaakt mag worden)
  5. Waar is je activiteit? (binnen, buiten -> hoeveel overlast veroorzaak je voor de natuur)
  6. Hoeveel energie gebruik je bij je activiteit (geen of veel -> zoveel mogelijk milieuvriendelijk)

Slide 35 - Tekstslide

People Planet Profit
  • Staat voor de drie elementen mensen, planeet (milieu), en opbrengst (winst).
  • Die drie elementen moeten op een goede manier gecombineerd worden.
  • Als je let op duurzaamheid moet je altijd rekening houden met deze drie elementen.
  • Wanneer bijvoorbeeld de winst voor jou het allerbelangrijkste is, kan dat ten koste gaan van het milieu of van andere mensen.



Slide 36 - Tekstslide

People Planet Profit
  • De drie P's worden door veel ondernemingen geadopteerd als richtlijn voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
  • Bedrijven moeten zorgen dat hun werknemers onder goede omstandigheden kunnen werken en dat zij genoeg geld krijgen
  • Bedrijven moeten er ook voor zorgen dat ze goed omgaan met het milieu.
  • Maar een bedrijf wil ook winst maken, dus het is altijd zoeken naar de goede mix van PPP.

Slide 37 - Tekstslide

People Planet Profit
  • Leren over de 3 P's ( people, planet, Profit)

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Zaalopstelling: U-vorm
U-vorm
De tafels staan in een u-vorm. Iedereen kan de voorzitter en elkaar goed zien.

Slide 43 - Tekstslide

Zaalopstelling: Cabaretopstelling
De tafels en stoelen staan in groepjes gericht op de spreker vooraan.

Slide 44 - Tekstslide

Zaalopstelling: Theateropstelling
Er staan alleen stoelen in rijen opgesteld in de richting van de spreker of een podium (verhoging vooraan).


Slide 45 - Tekstslide

Zaalopstelling: Schoolopstelling
De tafels en stoelen staan twee aan twee gericht naar de spreker.

Slide 46 - Tekstslide