1 Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, (S)
want de temperatuur komt vandaag niet boven nul. (A – feitelijk)
2 Amsterdam is een geweldige stad met veel bezienswaardigheden. (A – waarderend)
Het is dus logisch dat er zoveel toeristen op afkomen. (S)
3 Die documentaire over het Amazonegebied lijkt me echt iets voor jou. (S)
Jij bent immers dol op natuurfilms. (A – feitelijk)
4 De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; (A – waarderend)
daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival. (S)
5 Omdat jongeren vaak nog niet goed weten wat ze willen, (A – feitelijk)
moet de leeftijdsgrens voor het laten plaatsen van tatoeages naar achttien jaar. (S)
6 De gemeente moet hier bomen planten. (S)
Daar zou de buurt namelijk enorm van opknappen. (A – waarderend)