Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Lesdoel doornemen (2')
- Instructie (2')
- Herhaling grammatica (10')
- Zelf aan de slag (10')
- Kahoot (10')
- Evaluatie (3')
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les...
... kun je het zn, lw, bn, zww, hww, kww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw, betr. vnw, onbep.vnw, vr.vnw, vz, en telwoorden benoemen.
Slide 3 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
- Je gaat een 'samenvatting' maken van alle woordsoorten die we hebben behandeld.
- Zelfstandig in stilte of je doet met mij mee.
- Daarna maak je de online oefentoets via It's Learning > map Grammatica WS > oefentoets
timer
20:00
Slide 4 - Tekstslide
LW, ZN, VZ en BN
Lidwoorden: de, het of een
Zelfstandig naamwoord: namen en woorden voor mensen, dieren, planten en voorwerpen. Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord, bijv. een mooi huis.
VZ: ''kastwoorden'' - in, op, achter, voor, onder etc.
Slide 5 - Tekstslide
PERS. VNW & BEZ. VNW
Namen, mensen, dieren en planten zijn zelfstandig naamwoorden.
De naam van een persoon kan worden vervangen door een woord, zoals hij, zij en jullie. Die woorden worden persoonlijk voornaamwoordengenoemd.
Woorden waarmee een bezit wordt aangeduid, noemen we bezittelijk voornaamwoorden. Ze staan ALTIJD voor een zelfstandig naamwoord!
Slide 6 - Tekstslide
BEZ. VNW
Een bezittelijk voornaamwoord kan zowel bijvoeglijk als zelfstandig in een zin voorkomen.
Bij zelfstandig gebruik staat er altijd een lidwoord voor.
- Dat is mijn fiets. (bijvoeglijk)
- Is dat de jouwe? (zelfstandig)
Slide 7 - Tekstslide
BEZ VNW vs. PERS VNW
Dat is mijnboek!
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.
Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.
Bedenk altijd goed of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Tekstslide
ZWW
Zelfstandige werkwoorden (zww): Werkwoord geeft de handeling weer in de zin.
Na een lange dag gaat de agent naar huis.
In Italië at ik elke dag pizza.
Slide 9 - Tekstslide
HWW
Hulpwerkwoorden (hww): Geeft een extra betekenis aan een ander werkwoord en komt niet zelfstandig voor.
Ik heb vanmiddag even gevoetbald.
Hij is gisteren naar de stad gewandeld.
Zij had vorige week haar verjaardag gevierd.
Slide 10 - Tekstslide
KWW
Koppelwerkwoord (kww): koppelt onderwerp aan eigenschap.
Soms keert dezelfde persoon terug (= weder) in een zin, zoals bij de werkwoorden (zich) gedragen en (zich) realiseren.
Je zegt immers altijd: 'Ik gedraag me' en 'Wij realiseren ons'.
Alle vormen van 'zich' noemen we bij het woordbenoemen
wederkerende voornaamwoorden.
Elkaar is het enige wederkerige voornaamwoord.
Slide 12 - Tekstslide
Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
Mensen, dieren en dingen aanwijzen doe je met woorden als die, dit, dat en deze. Dat noem je aanwijzende voornaamwoorden.
Met wie, wat en welke en wat voor vraag je naar mensen, dieren en dingen. Daarom noem je dat vragende voornaamwoorden.
Sommige woorden wijzen niet specifiek naar een mens, dier of ding. Dat zijn de onbepaalde voornaamwoorden. Bijv. iets - niets, iemand - niemand, ieder - iedereen, alles - elke en men.
Slide 13 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord/groepje woorden dat eerder is genoemd.
Dat woord/groepje woorden noemen we het antecedent.
Belangrijkste betr. vnw: die, dat, wie, wat
Het boek dat ik vorige week las, vond ik heel indrukwekkend.
Slide 14 - Tekstslide
Bepaalde hoofdtelwoorden
Noemt een nauwkeurig aantal of nauwkeurige hoeveelheid.
Voorbeeld
Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas
Slide 15 - Tekstslide
Onbepaalde hoofdtelwoorden
Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid
Voorbeeld
Alle, veel, weinig, enkele, sommige
Slide 16 - Tekstslide
Bepaalde rangtelwoorden
Geeft een nauwkeurige plaats in een rij (rangorde) aan.
Voorbeeld
Zevende, zesendertigste, duizendste etc.
Slide 17 - Tekstslide
Onbepaalde rangtelwoorden
Geeft een onnauwkeurige plaats in een rij (rangorde) aan.