Dorpskrant les 11- herhaling beeldspraak/stijfliguren en nieuw: hoofdletters en interpunctie


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant - Les 11
               Gym/vwo
            P2 2024-2025
timer
15:00
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant - Les 11
               Gym/vwo
            P2 2024-2025
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van dit blokuur:
Je leest verder in Geest.

Je kunt voorbeelden van stijlfiguren en beeldspraak bedenken (herhalen).

Je leert de spellingsregels over interpunctie en hoofdletters.

Je kunt deze spellingsregels gebruiken in een tekst.


Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?

Bedenk een understatement en gebruik minimaal de volgende woorden:
- Cijfer 1.0,
-naar een andere school.

Slide 3 - Open vraag

Bedenk een personificatie. Gebruik minimaal de volgende woorden:
- Kerk
- Uitkijken

Slide 4 - Open vraag

Bedenk een metonymia. Gebruik in ieder geval de volgende woorden:
Nederland of 'bakkie'

Slide 5 - Open vraag

Schrijf een hyperbool over een vak op school (bijvoorbeeld techniek, geschiedenis enzovoorts).

Slide 6 - Open vraag

Weet je het nog?

Stijlfiguren:

- Opsomming
- Herhaling
- Hyperbool
- Understatement
- Ironie
- Sarcasme
Beeldspraak:

-Metafoor
- Vergelijking met als
- Vergelijking zonder als
- Personificatie
- Metonymia 

Waarom?
In ieder artikel een stijlfiguur of vorm van beeldspraak.
Minimaal 3 verschillende.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
    



Als de zin begint met 's, 't, 'k, 'n, begint het volgende woord met de hoofdletter.



Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
's Avonds, 't Hagelde, 'k Zou het niet weten, 'n Klier van een jongen

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters
2. Eigennamen
Jan, Kees, Anja, meneer De Vries,
    mevrouw Van de Velde

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters
3. Aardrijkskundige namen en talen

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletters
4. Feestdagen (maar geen samenstellingen)
Kerst, Bevrijdingsdag, Pasen


paasei, bevrijdingsfestival, kerstfeest

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdletters
5. Aansprekingen als God, Allah, Majesteit

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters
6. Namen van kranten, boeken, schilderijen, etc.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters
7. Na een dubbele punt, als iemand begint te spreken (directe rede)
Hij zei: “Vannacht vroor het.”

Slide 15 - Tekstslide

Interpunctie

  1.  Punt.
  2.  Komma,
  3.  Dubbele punt:
  4.  'Enkele aanhalingstekens'
  5.  "Dubbele aanhalingstekens"
  6.  Uitroepteken!
  7.  Vraagteken?

Slide 16 - Tekstslide

1. Punt
  •  Aan het einde van een zin.
  •  Bij het gebruik van bijv. afkortingen.



 Kort d.m.v. punten een afk. van meerdere woorden af.

Slide 17 - Tekstslide

2. Komma (deel 1)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.


 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 
Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 18 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.

 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 19 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)

 Extra informatie, dat wat je weg kunt laten, staat ook tussen komma's.

 Bij opsommingen van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke bijvoeglijke naamwoorden.

 Beste lezer,

 Als komma's tussen persoonsvormen staan, begrijp je de zin beter.




Slide 20 - Tekstslide

KOMMA
PUNT
GOEDE ZIN

Hij loopt iedere dag maar valt niks af
Dat meisje met die rode haren is erg aardig
Lees een boek ofzo
Hij loopt iedere dag te klagen.
Schaatsen skiën en snowboarden zijn allemaal winterse sporten toch?

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 1)


 De dubbele punt wordt gebruikt om iets aan te kondigen.
 
Dat kan van alles zijn:
 een opsomming, een conclusie, een citaat, een uitleg, een verklaring etc.



Slide 23 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 2)
 Opsomming
 Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.

 Conclusie
 Daarom besluiten wij: verbied het jagen op ganzen.

 Citaat
 Net zoals Peter dat wel eens zei: "Da's een verrekt goed idee!"

 Toelichting
 Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.




Slide 24 - Tekstslide

4. Enkele aanhalingstekens
Enkele aanhalingstekens (‘deze’) kun je onder meer gebruiken bij titels, bij ironisch taalgebruik en bij zelfbedachte woorden.

Slide 25 - Tekstslide

5. Dubbele aanhalingstekens
Dubbele aanhalingstekens (“deze”) worden in de meeste teksten alleen gebruikt om letterlijke citaten weer te geven.

Slide 26 - Tekstslide

Quiz!

Slide 27 - Tekstslide

Goed of fout?
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Goed of fout?
Als je wint, heb je vrienden.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Goed of fout?
Joh, dat geeft toch niets.
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Goed of fout?
Ik heb altijd water koekjes, een pen en een leesboek bij me.
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quizvraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 32 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link

Schrijf een korte oproep voor de bewoners van jullie dorp om naar dit evenement te komen. Verwerk minimaal drie komma's, een uitroepteken en een dubbele punt.

Slide 37 - Open vraag

 Dorpskrant -
Aan de slag!
Wat? Je gaat verder werken aan de voorpagina van de krant.
Geef aan wat de titel is.
Bedenk jullie rubrieken (minimaal 5) en zorg voor een originele en creatieve voorkant (liefst met afbeeldingen of illustraties).
Hoe? In jullie groepje (duo of drietal).
Tijd? Rest van de les.

Al klaar? Bedenk dan alvast per tekstsoort de onderwerpen waarover jullie gaan schrijven (zie blz. 5 van het Opdrachtenboekje Dorpskrant). Vul in. Ga ook alvast op zoek naar afbeeldingen om te gebruiken bij de artikelen. Sla ze op in een apart document in Word.


Slide 38 - Tekstslide