Dorpskrant: hoofdletters en interpunctie


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant - steunles
               havo 2
            P2 2024-2025
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant - steunles
               havo 2
            P2 2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Interpunctie
Interpunctie
&
hoofdletters

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
 1. Kun je hoofdletters op een correcte manier plaatsen in jullie artikelen voor de krant.
2. Weet je de regels omtrent interpunctie en kun je deze regels consequent toepassen in jullie artikelen voor de krant.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
    



Als de zin begint met 's, 't, 'k, 'n, begint het volgende woord met de hoofdletter.



Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
's Avonds, 't Hagelde, 'k Zou het niet weten, 'n Klier van een jongen

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters
2. Eigennamen
Jan, Kees, Anja, meneer De Vries,
    mevrouw Van de Velde

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
3. Aardrijkskundige namen en talen

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
4. Feestdagen (maar geen samenstellingen)
Kerst, Bevrijdingsdag, Pasen


paasei, bevrijdingsfestival, kerstfeest

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
5. Aansprekingen als God, Allah, Majesteit

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters
6. Namen van kranten, boeken, schilderijen, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters
7. Na een dubbele punt, als iemand begint te spreken (directe rede)
Hij zei: “Vannacht vroor het.”

Slide 11 - Tekstslide

Interpunctie

  1.  Punt.
  2.  Komma,
  3.  Dubbele punt:
  4.  'Enkele aanhalingstekens'
  5.  "Dubbele aanhalingstekens"
  6.  Uitroepteken!
  7.  Vraagteken?

Slide 12 - Tekstslide

1. Punt
  •  Aan het einde van een zin.
  •  Bij het gebruik van bijv. afkortingen.



 Kort d.m.v. punten een afk. van meerdere woorden af.

Slide 13 - Tekstslide

2. Komma (deel 1)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.


 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 
Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 14 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.

 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 15 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)

 Extra informatie, dat wat je weg kunt laten, staat ook tussen komma's.

 Bij opsommingen van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke bijvoeglijke naamwoorden.

 Beste lezer,

 Als komma's tussen persoonsvormen staan, begrijp je de zin beter.




Slide 16 - Tekstslide

KOMMA
PUNT
GOEDE ZIN

Hij loopt iedere dag maar valt niks af
Dat meisje met die rode haren is erg aardig
Lees een boek ofzo
Hij loopt iedere dag te klagen.
Schaatsen skiën en snowboarden zijn allemaal winterse sporten toch?

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 1)


 De dubbele punt wordt gebruikt om iets aan te kondigen.
 
Dat kan van alles zijn:
 een opsomming, een conclusie, een citaat, een uitleg, een verklaring etc.



Slide 19 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 2)
 Opsomming
 Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.

 Conclusie
 Daarom besluiten wij: verbied het jagen op ganzen.

 Citaat
 Net zoals Peter dat wel eens zei: "Da's een verrekt goed idee!"

 Toelichting
 Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.




Slide 20 - Tekstslide

4. Enkele aanhalingstekens
Enkele aanhalingstekens (‘deze’) kun je onder meer gebruiken bij titels, bij ironisch taalgebruik en bij zelfbedachte woorden.

Slide 21 - Tekstslide

5. Dubbele aanhalingstekens
Dubbele aanhalingstekens (“deze”) worden in de meeste teksten alleen gebruikt om letterlijke citaten weer te geven.

Slide 22 - Tekstslide

Quiz!

Slide 23 - Tekstslide

Goed of fout?
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Goed of fout?
Als je wint, heb je vrienden.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Goed of fout?
Joh, dat geeft toch niets.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Goed of fout?
Ik heb altijd water koekjes, een pen en een leesboek bij me.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 28 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 30 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Link

Schrijf een korte oproep voor de bewoners van jullie dorp om naar dit evenement te komen. Verwerk minimaal drie komma's, een uitroepteken en een dubbele punt.

Slide 33 - Open vraag

 Dorpskrant -
Aan de slag!
Wat? Je gaat verder werken aan de voorpagina van de krant.
Geef aan wat de titel is.
Bedenk jullie rubrieken en schrijf ze op (minimaal 5) en zorg voor een originele en creatieve voorkant (liefst met afbeeldingen of illustraties).

Hoe? Maak alvast een onderdeel namens je 'duo' uit de klas. Neem het knipsel mee als je aan de krant gaat werken om op te plakken!

Tijd? Rest van de les.


Slide 34 - Tekstslide