Dorpskrant: laatste les interpunctie en hoofdletters

Dorpskrant
Laatste les: herhaling interpunctie en hoofdletters

Krant afronden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Dorpskrant
Laatste les: herhaling interpunctie en hoofdletters

Krant afronden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
 1. Kun je hoofdletters op een correcte manier plaatsen in jullie artikelen voor de krant.
2. Weet je de regels omtrent interpunctie en kun je deze regels consequent toepassen in jullie artikelen voor de krant.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
    



Als de zin begint met 's, 't, 'k, 'n, begint het volgende woord met de hoofdletter.



Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
's Avonds, 't Hagelde, 'k Zou het niet weten, 'n Klier van een jongen

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
2. Eigennamen
Jan, Kees, Anja, meneer De Vries,
    mevrouw Van de Velde

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters
3. Aardrijkskundige namen en talen

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
4. Feestdagen (maar geen samenstellingen)
Kerst, Bevrijdingsdag, Pasen


paasei, bevrijdingsfestival, kerstfeest

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
5. Aansprekingen als God, Allah, Majesteit

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
6. Namen van kranten, boeken, schilderijen, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters
7. Na een dubbele punt, als iemand begint te spreken (directe rede)
Hij zei: “Vannacht vroor het.”

Slide 10 - Tekstslide

Interpunctie

  1.  Punt.
  2.  Komma,
  3.  Dubbele punt:
  4.  'Enkele aanhalingstekens'
  5.  "Dubbele aanhalingstekens"
  6.  Uitroepteken!
  7.  Vraagteken?

Slide 11 - Tekstslide

1. Punt
  •  Aan het einde van een zin.
  •  Bij het gebruik van bijv. afkortingen.



 Kort d.m.v. punten een afk. van meerdere woorden af.

Slide 12 - Tekstslide

2. Komma (deel 1)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.

 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 13 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)
Bij zinnen die uit meerdere zinnen bestaan, plaats je vaak een komma, waardoor je een pauze hoort.

 Hier gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in de zin.
 Andere voegwoorden zijn: maar, of, omdat, daardoor,
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.


Slide 14 - Tekstslide

2. Komma (deel 2)

 Extra informatie, dat wat je weg kunt laten, staat ook tussen komma's.
 Bij opsommingen van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke bijvoeglijke naamwoorden.
 Beste lezer,
 Als komma's tussen persoonsvormen staan, begrijp je de zin beter.




Slide 15 - Tekstslide

KOMMA
PUNT
GOEDE ZIN

Hij loopt iedere dag maar valt niks af
Dat meisje met die rode haren is erg aardig
Lees een boek ofz
Hij loopt iedere dag te klagen.
Schaatsen skiën en snowboarden zijn allemaal winterse sporten toch?

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 1)


 De dubbele punt wordt gebruikt om iets aan te kondigen.
 
Dat kan van alles zijn:
 een opsomming, een conclusie, een citaat, een uitleg, een verklaring etc.



Slide 18 - Tekstslide

3. Dubbele punt (deel 2)
 Opsomming
 Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.

 Conclusie
 Daarom besluiten wij: verbied het jagen op ganzen.

 Citaat
 Net zoals Peter dat wel eens zei: "Da's een verrekt goed idee!"

 Toelichting
 Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.




Slide 19 - Tekstslide

4. Enkele aanhalingstekens
Enkele aanhalingstekens (‘deze’) kun je onder meer gebruiken bij titels, bij ironisch taalgebruik en bij zelfbedachte woorden.

Slide 20 - Tekstslide

5. Dubbele aanhalingstekens
Dubbele aanhalingstekens (“deze”) worden in de meeste teksten alleen gebruikt om letterlijke citaten weer te geven.

Slide 21 - Tekstslide

Quiz!

Slide 22 - Tekstslide

Goed of fout?
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Goed of fout?
Als je wint, heb je vrienden.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Goed of fout?
Joh, dat geeft toch niets.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Goed of fout?
Ik heb altijd water koekjes, een pen en een leesboek bij me.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 27 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 29 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 30 - Quizvraag

Deadline: Dorpskrant inleveren
Aan de slag!
Wat? Je krijgt van de docent een vel papier. Je plakt alle artikelen, titels enz. op de krant.
Gebruik de lijm en eventueel eigen meegenomen materialen. Zorg ervoor dat jullie krant er verzorgd uitziet! Denk aan alle eisen van het Beoordelingsformulier.
Tijd? Rest van dit blokuur.
Hoe? Je print de artikelen uit, knipt ze en plakt ze op.
Samen? Ja, in het duo.
Hulp? Van de docent en van elkaar.
Al klaar? Leren voor een ander vak!

Stiekem iets anders aan het doen betekent strafcorvee.
Telefoontjes worden ingenomen.

Slide 31 - Tekstslide