Bij situationeel leiderschap zijn er enkele belangrijke aspecten waarop een leider moet letten om effectief leiding te kunnen geven. Dit zijn:
Niveau van bekwaamheid van de medewerker: Bepaal of de medewerker veel of weinig ervaring en kennis heeft met de taak. Een nieuwe medewerker heeft bijvoorbeeld meer begeleiding nodig dan een ervaren medewerker.
Motivatie en zelfvertrouwen van de medewerker: Soms hebben medewerkers wel de vaardigheden maar missen ze motivatie of zelfvertrouwen om de taak zelfstandig uit te voeren. Door dit te herkennen, kan de leider kiezen voor een ondersteunende of coachende aanpak.
Complexiteit van de taak: Voor moeilijkere of nieuwe taken is misschien meer instructie of coaching nodig, terwijl routineklussen gedelegeerd kunnen worden.
Nodige begeleiding en ondersteuning: Sommige medewerkers hebben meer behoefte aan duidelijke instructies en ondersteuning om te presteren, terwijl anderen het beste functioneren met veel zelfstandigheid. Hier speelt de leider op in door de mate van begeleiding aan te passen.
Communicatie: Heldere en open communicatie is cruciaal. Een leider moet goed uitleggen wat de verwachtingen zijn, regelmatig feedback geven, en luisteren naar de behoeften en zorgen van het team.
Flexibiliteit van de leider: Een leider moet bereid zijn om zijn stijl voortdurend aan te passen aan de veranderende behoeften en omstandigheden. Iemand die zich bijvoorbeeld in het begin niet zeker voelt over een taak, kan na verloop van tijd meer zelfvertrouwen opbouwen en minder begeleiding nodig hebben.
Door op deze factoren te letten, kan een leider de juiste stijl kiezen en het team helpen effectiever en gemotiveerder te werken.