Coördineren van zorg bijeenkomst 1

Coördineren van zorg
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 2 min

Onderdelen in deze les

Coördineren van zorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aline van den Brink
Ecologisch pedagoog
Zorgmanege
Woonbegeleider verschillende doelgroepen/locaties
Rij-instructrice


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt coordineren van zor


Wat houdt coördineren van zorg in?


Wie coördineert er al op het werk

Slide 3 - Tekstslide

Coördineren Met elkaar in overeenstemming brengen, zorgen dat verschillende werkzaamheden door verschillende personen gedaan, toch onderling met elkaar kloppen.


Het coördineren van zorg houdt in dat verschillende zorgverleners en instanties samenwerken om de zorg voor een patiënt goed te organiseren en af te stemmen. 
Dit omvat het afstemmen van behandelingen, het organiseren van afspraken, het communiceren over de voortgang, en ervoor zorgen dat de zorg aansluit bij de behoeften en voorkeuren van de patiënt. 
Coördinatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden tussen huisartsen, specialisten, thuiszorg, en mantelzorgers, zodat er een samenhangende en efficiënte zorgverlening is.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende bijeenkomst

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is verantwoorde zorg?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verantwoorde zorg
 Zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig, veilig en patiëntgericht verleend wordt en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.




















Kenmerken verantwoorde zorg:

Kwaliteit - Zorg die voldoet aan professionele standaarden en richtlijnen.
Veiligheid - Minimale risico’s voor de patiënt.
Effectiviteit - Zorg die effectief en doelgericht bijdraagt aan het herstel of welzijn van de patiënt.
Respect voor autonomie - Rekening houden met de voorkeuren en waarden van de patiënt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteit
Kwaliteitseisen zorginstellingen

Alle zorginstellingen moeten zorg leveren die voldoet aan bepaalde (landelijke) kwaliteitseisen. 
Ze moeten bijvoorbeeld:​
​*verantwoorde zorg leveren die voldoet aan de kwaliteitsstandaarden (kwaliteitskaders) van de beroepsgroep;​
*ervoor zorgen dat alleen BIG-geregistreerde zorgverleners bepaalde voorbehouden handelingen uitvoeren;​
*het zorgplan met cliënten bespreken, ​
*medezeggenschap regelen​
*een klachtenregeling hebben.​
Dit is per wet geregeld

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteitskompas als hulpmiddel

Het Kwaliteitskompas is een hulpmiddel dat binnen de gezondheidszorg in Nederland wordt gebruikt om de kwaliteit van zorg te waarborgen en te verbeteren.
Het doel van dit landelijk kompas is om mensen met een beperking die professionele zorg, ondersteuning of begeleiding krijgen, duidelijkheid te geven: wat mogen zij verwachten van de professionals en de organisaties
waar zij wonen en/of waarvan zij zorg en ondersteuning ontvangen? 
*Het helpt professionals en teams om zorg te verbeteren en te blijven leren en reflecteren.
*Het helpt leidinggevenden om voorwaarden voor kwaliteit te scheppen. 
*En het biedt zorgaanbieders inzicht in de kwaliteit van de organisatie. 
Dat levert input op voor het (door ontwikkelen van) beleid en
biedt een handvat voor verantwoording naar externe partijen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteitskompas
Bouwsteen 1: het zorgproces rond de individuele persoon

Bouwsteen 2: Onderzoek naar de ervaringen van mensen met een beperking

Bouwsteen 3 : Professionele ontwikkeling

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteitskompas
Bouwsteen 4 : Inzicht in kwaliteit

Op basis van de eerste drie bouwstenen ontstaat zicht op kwaliteit: wat gaat goed en wil je behouden en wat kan verbeterd worden? Dit komt samen in de vierde bouwsteen: Inzicht in kwaliteit. Zorgaanbieders geven alle betrokken partijen inzicht in kwaliteit met behulp van een kwaliteitsbeeld, een voortgangsbericht, en met visitatie voor een blik van buitenaf. Dit geeft een totaalbeeld van wat goed gaat en wat nog beter kan.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

coördinatie van zorg
*Pak een ondersteuningsplan van een client
*Beschrijf wie er allemaal te maken heeft met de zorg rondom de client
*Bespreken in de groep

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is er verantwoordelijk dat de zorg daadwerkelijk wordt uitgevoerd?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
*Groepjes van 4

*Kaartje opdrachten uitdelen

*Voer de opdrachten zo snel en goed mogelijk uit

Slide 15 - Tekstslide

2 kaartjes maken met verschillende opdrachten er op.
Student laten uitvoeren/delegeren wel of niet

Voer de volgende taken zo goed en zo snel mogelijk uit:
*Haal koffie of thee voor 1 van de studenten uit het koffiezet apparaat
*pak uit het kopieerapparaat 5 A4tjes
*Leg 5 pennen op tafel
*Schrijf op een papier de namen van je groepen met daarbij de verjaardag en gezinssituatie
*Zet 4 stoelen op een tafel.
*Zoek de website op van Dulon college wanneer de voorjaarsvakantie begint
*
Waarom delegeren?
Je komt anders tijd tekort: omdat het onmogelijk is alles zelf te doen (als je het al zou willen, natuurlijk) moet je als leidinggevende wel delegeren.​
  

Als leidinggevende ben je zelf te duur: beslis zakelijk over de inzet van je eigen tijd. Delegeer alle taken waarvoor je je eigen uurloon niet zou willen betalen.​

Je helpt medewerkers zich te ontwikkelen: door taken te delegeren die aansluiten op leerdoelen uit het Persoonlijk Ontwikkelingsplan van je medewerkers, kun je hen helpen zich verder te ontwikkelen in hun functie.​

Je zorgt voor gemotiveerde medewerkers: Je kunt medewerkers echt iets extra's bieden: even buiten de routines treden, vertrouwd worden met iets belangrijks, aan leidinggeven kunnen proeven, meer inhoudelijke diepgang in het werk.​

Je bent zelf niet altijd de beste persoon voor de taak: laat taken waarin een ander beter is, ook aan een ander over.​





Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom niet delegeren?
Als ik het zelf even doe gaat het veel sneller
  

Ik kan het zelf beter​

Ik ben bang door de mand te vallen​

Ik weet niet aan wie ik wat kan delegeren


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke (bekende) leiders ken je

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situationeel leiderschap Hersey en Blanchard
De theorie van Situationeel Leiderschap is ontwikkeld door Hersey en Blanchard in de 70-er jaren.



Het uitgangspunt van deze theorie is dat er geen "one-size-fits-all" leiderschapsstijl bestaat. 

Een goed leider kan zijn stijl aanpassen aan de situatie/persoon

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situationeel leiderschap Hersey en Blanchard
betekent dat een leider zijn manier van leidinggeven aanpast aan de situatie en aan wat zijn team nodig heeft. Niet elke medewerker heeft namelijk dezelfde begeleiding nodig. Soms moet je als leider meer de baas spelen, en soms juist meer ondersteunen.


Een goede leider past zijn aanpak aan het niveau van de medewerker aan. Als iemand weinig ervaring heeft, moet je meer helpen en sturen. Maar als iemand alles al goed kan, moet je hem juist de vrijheid geven om zelf beslissingen te nemen.

Met situationeel leiderschap kijk je dus altijd naar wat je team nodig heeft, en pas je je manier van leidinggeven daarop aan.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij situationeel leiderschap zijn er enkele belangrijke aspecten waarop een leider moet letten om effectief leiding te kunnen geven. Dit zijn:

Niveau van bekwaamheid van de medewerker: Bepaal of de medewerker veel of weinig ervaring en kennis heeft met de taak. Een nieuwe medewerker heeft bijvoorbeeld meer begeleiding nodig dan een ervaren medewerker.
Motivatie en zelfvertrouwen van de medewerker: Soms hebben medewerkers wel de vaardigheden maar missen ze motivatie of zelfvertrouwen om de taak zelfstandig uit te voeren. Door dit te herkennen, kan de leider kiezen voor een ondersteunende of coachende aanpak.
Complexiteit van de taak: Voor moeilijkere of nieuwe taken is misschien meer instructie of coaching nodig, terwijl routineklussen gedelegeerd kunnen worden.
Nodige begeleiding en ondersteuning: Sommige medewerkers hebben meer behoefte aan duidelijke instructies en ondersteuning om te presteren, terwijl anderen het beste functioneren met veel zelfstandigheid. Hier speelt de leider op in door de mate van begeleiding aan te passen.
Communicatie: Heldere en open communicatie is cruciaal. Een leider moet goed uitleggen wat de verwachtingen zijn, regelmatig feedback geven, en luisteren naar de behoeften en zorgen van het team.
Flexibiliteit van de leider: Een leider moet bereid zijn om zijn stijl voortdurend aan te passen aan de veranderende behoeften en omstandigheden. Iemand die zich bijvoorbeeld in het begin niet zeker voelt over een taak, kan na verloop van tijd meer zelfvertrouwen opbouwen en minder begeleiding nodig hebben.

Door op deze factoren te letten, kan een leider de juiste stijl kiezen en het team helpen effectiever en gemotiveerder te werken.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directieve stijl (S1: Instrueren):
De leider geeft duidelijke instructies en supervisie.
Geschikt voor volgelingen met weinig ervaring of bekwaamheid
Coachende stijl (S2: Overtuigen):
De leider biedt begeleiding én ondersteuning.
Gebruikt wanneer volgelingen enige bekwaamheid hebben, maar nog behoefte hebben aan motivatie en richting 

Participerende stijl (S3: Ondersteunen):
De leider delegeert beslissingen en biedt vooral emotionele steun.
Geschikt voor competente volgelingen die soms nog twijfelen aan zichzelf

Delegerende stijl (S4: Delegeren):
De leider geeft volgelingen volledige autonomie.
Toegepast bij zeer bekwame en gemotiveerde volgelingen die zelfstandig kunnen werken

Slide 23 - Tekstslide

wat past bij jou?
Welke stijl zou jij nodig hebben?
Welke is herkenbaar?
Karel is in opleiding en is bereid om taken op zich te nemen

Valt dat onder:
A
Directieve stijl (S1: Instrueren): De leider geeft duidelijke instructies en supervisie. Geschikt voor volgelingen met weinig ervaring of bekwaamheid
B
Coachende stijl (S2: Overtuigen): De leider biedt begeleiding én ondersteuning. Gebruikt wanneer volgelingen enige bekwaamheid hebben, maar nog behoefte hebben aan motivatie en richting
C
Participerende stijl (S3: Ondersteunen): De leider delegeert beslissingen en biedt vooral emotionele steun. Geschikt voor competente volgelingen die soms nog twijfelen aan zichzelf
D
Delegerende stijl (S4: Delegeren): De leider geeft volgelingen volledige autonomie. Toegepast bij zeer bekwame en gemotiveerde volgelingen die zelfstandig kunnen werken

Slide 24 - Quizvraag

S1 de medewerker heeft niet de vereiste bekwaamheid maar heeft de bereidheid om de taak uit te voeren. Hij kan zich wel onzeker voelen, maar is meestal wel gemotiveerd (de enthousiaste beginner). 
Marie is een gekwalificeerde medewerker maar kan zich niet zetten tot pro activiteit binnen het team.

Waar valt dit onder?
A
Directieve stijl (S1: Instrueren): De leider geeft duidelijke instructies en supervisie. Geschikt voor volgelingen met weinig ervaring of bekwaamheid
B
Coachende stijl (S2: Overtuigen): De leider biedt begeleiding én ondersteuning. Gebruikt wanneer volgelingen enige bekwaamheid hebben, maar nog behoefte hebben aan motivatie en richting
C
Participerende stijl (S3: Ondersteunen): De leider delegeert beslissingen en biedt vooral emotionele steun. Geschikt voor competente volgelingen die soms nog twijfelen aan zichzelf
D
Delegerende stijl (S4: Delegeren): De leider geeft volgelingen volledige autonomie. Toegepast bij zeer bekwame en gemotiveerde volgelingen die zelfstandig kunnen werken

Slide 25 - Quizvraag

S3, de medewerker beschikt over de benodigde kennis en kunde (bekwaamheid), maar is niet of weinig bereid de taak uit te voeren (de weerbarstige medewerker). ​
Je loopt bij de AH en vraagt waar de geleisuiker ligt.
De medewerker zegt; “Pad 4 onderop”​



Waar valt dit onder?
A
Directieve stijl (S1: Instrueren): De leider geeft duidelijke instructies en supervisie. Geschikt voor volgelingen met weinig ervaring of bekwaamheid
B
Coachende stijl (S2: Overtuigen): De leider biedt begeleiding én ondersteuning. Gebruikt wanneer volgelingen enige bekwaamheid hebben, maar nog behoefte hebben aan motivatie en richting
C
Participerende stijl (S3: Ondersteunen): De leider delegeert beslissingen en biedt vooral emotionele steun. Geschikt voor competente volgelingen die soms nog twijfelen aan zichzelf
D
Delegerende stijl (S4: Delegeren): De leider geeft volgelingen volledige autonomie. Toegepast bij zeer bekwame en gemotiveerde volgelingen die zelfstandig kunnen werken

Slide 26 - Quizvraag

delegeren/overlaten​
afronding
Deelopdracht 1

*invullen van de zelfbeoordeling (inclusief je leervragen en plan van aanpak)

*vraag feedback aan je werkbegeleider via de "feedback knop "in Dulon Online

*Voeg het ingevulde zelfbeoordelingsformulier als bijlage bij deze opdracht.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dank jullie wel!
Tips en Tops

Slide 28 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies