Week 39 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 39
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 39

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 39  21 september t/m 25 september 2020

  • Huiswerk week 39: inleveren 28 september (Lesson Up)
  • Deze week controle leesboeken op niveau
  • Oefenen in de les met woordenschat
  • Vervolg lezen, fictie en woordenschat
  • Start spelling
  • Code LessonUp: fafoz
  • Code Kern: J1KR-99AZ
  • Leestoets: dinsdag 13 oktober (agenda). Hoofdstuk 2, 3 en 4 + woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

Woorden van deze week
Rectificatie: een bericht waarin eerdere berichtgeving wordt verbeterd.
Rechtzetten: iets herstellen
Gedateerd: oud, verouderd
Draconisch: zeer streng (overdreven)

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat (drillster)
Opdracht

Maak 4 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 6 - Tekstslide

PTD rapportperiode 0 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
001
SO
Fictie en
schrijven
45 min
1
Nee

Slide 7 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3
Nee
102
SO
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
1
Nee
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
1
Nee

Slide 8 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt controleren.
  • leer je hoe je werkwoorden moet spellen.
  • leer je wat vorm en inhoud (fictie) zijn en hoe je de kenmerken herkent.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Betrouwbaarheid van bronnen.
Verschil literatuur en lectuur

Slide 12 - Tekstslide

Controleer je huiswerk van week 38. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 14 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen (p. 14)
Misschien heb je weleens iemand horen zeggen: ‘Ja, maar ik heb het op internet gelezen, dus het klopt!’ Helaas is dit niet waar. Hetzelfde geldt voor dingen die op je op tv ziet of tijdschriften en bladen leest.. Daarom moet jezelf altijd kritisch kijken of een tekst betrouwbaar is.



Een tekst is betrouwbaar wanneer de informatie in die tekst juist én volledig is. Juist betekent dat de gegeven informatie waar is en dat er geen leugens worden verspreid. Volledig betekent dat er geen belangrijke informatie wordt achtergehouden. Door informatie achter te houden ontstaat namelijk een verkeerd beeld en dat is niet de bedoeling.



Slide 15 - Tekstslide

Kernwoorden
Sommige bronnen zijn betrouwbaarder dan andere. Als je een tekst leest, is het daarom belangrijk om eerst te kijken naar de bron of afzender. Onderzoek waar de tekst vandaan komt en wie de afzender is. Is het een betrouwbare bron?

Slide 16 - Tekstslide

Er zijn een hoop onbetrouwbare bronnen, maar gelukkig zijn er ook aardig wat betrouwbare bronnen. 

Van deze bronnen mag je redelijkerwijs aannemen dat ze geen onjuiste informatie verspreiden. 

Dit zijn bronnen zoals het journaal en kwaliteitskranten als de Volkskrant, NRC of Trouw.


Deze media kun je zien als een filter voor onjuistheden en onwaarheden in enorme stroom aan informatie. 

De redactie, een team van journalisten, controleert het nieuws. Ze lezen rapporten, doen zelf onderzoek en trekken informatie na om te zien of het wel echt klopt. 

Slide 17 - Tekstslide

Kernwoorden
Ook op sociale media worden nieuwsberichten gedeeld. Hiervan is het lastiger om te controleren of het om betrouwbare informatie gaat. Wat belangrijk is om je van bewust te zijn bij sociale media, is dat sociale media bedrijven niet zelf berichten of andere content maken. Ze bieden slechts een platform. Via dat platform kunnen anderen informatie verspreiden. Ze fungeren als het ware als een soort doorgeefluik. Om de betrouwbaarheid van een tekst op sociale media te beoordelen, zul je dus naar de oorspronkelijke bron moeten kijken.

Slide 18 - Tekstslide

Daarbij is het vooral belangrijk om na te denken over het doel van de afzender. Wil de afzender jou misschien iets verkopen? Een beautyblog kan als doel hebben om jou alleen maar te informeren over make-up. Maar het blog kan ook een middel zijn om producten te verkopen. Een tutorial voor het aanbrengen van oogmake-up kan bijvoorbeeld geschreven worden met het doel om een bepaalde mascara te promoten. Een afzender kan ook andere doelen hebben. Misschien willen ze je ergens van overtuigen of jou iets laten doen, zoals het tekenen van een petitie.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Lezen/maken
  • Lees de tekst op bladzijde 14
  • Maak opdracht 6 en 7 bladzijde 17
  • Maak drillster 1 en 2
  • Extra uitdaging: opdracht 8 bladzijde 17


Slide 21 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 22 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 23 - Open vraag

8. Vorm en inhoud
Als je fictie leest, weet je: de schrijver heeft lang en goed nagedacht over deze tekst. Hij heeft nagedacht over wat én hoe hij het zou opschrijven; over de inhoud en de vorm.
Kortgezegd is de vorm van een tekst hóe iets is opgeschreven en de inhoud wát er is opgeschreven. Vorm en inhoud vormen samen het werk. De manier waarop de twee gecombineerd worden, bepaalt hoe het uiteindelijke werk eruit komt te zien.

Slide 24 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Literaire teksten kunnen vele vormen aannemen. Je kunt dan ook allerlei vormkenmerken onderscheiden: is de tekst lang, kort, is er een ik-verteller of een auctoriale verteller? Een belangrijk onderscheid op hoofdniveau, is het verschil tussen proza en poëzie.

Wanneer iets een lopende tekst is, noemen we het proza. Dit betekent dat je een stuk tekst hebt dat over de hele breedte van het papier of scherm loopt. Alleen bij nieuwe alinea’s of hoofdstukken wordt de tekst afgebroken om op een nieuwe regel te beginnen. Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Slide 25 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
 

Slide 26 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Voor de inhoud van teksten onderscheiden we drie hoofdgenres: epiek, lyriek en dramatiek.
Epiek is de benaming voor alle verhalende teksten. Deze teksten noemen we ook wel epische teksten. Een tekst is verhalend wanneer er personages zijn die handelingen verrichten en er gebeurtenissen plaatsvinden. Epische teksten kunnen zowel de vorm van proza als de vorm van poëzie aannemen. Tegenwoordig zijn de meeste epische teksten in prozavorm geschreven, maar vroeger waren bijna epische teksten in dichtvorm geschreven.

Slide 27 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij lyriek staat gevoel centraal. Het zijn teksten waarin enkel een gevoel wordt uitgedrukt. In lyrische teksten gebeurt eigenlijk ‘niets’: er komen geen handelingen in voor en er verstrijkt ook geen tijd. Dit is het grote verschil met dramatische teksten.
Het laatste genre is dramatiek. Dramatische teksten zijn voor het toneel bedoeld. Dramatische teksten bestaan voor het grootste deel uit dialoog. Dit is tekst die gesproken wordt door de personages. Soms wordt de dialoog nog aangevuld met instructies, zoals ‘het personage gooit een vaas kapot’. Het menselijk conflict staat centraal in dramatische teksten.

Slide 28 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Vorm en inhoud staan niet los van elkaar. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Keuzes op het gebied van vorm hebben invloed op de inhoud, in andersom. De ene inhoud leent zich beter voor een bepaalde vorm dan de andere. Wil je iemand de liefde verklaren, dan ligt het meer voor de hand om een gedicht te schrijven dan een toneelstuk dat drie uur duurt. Wat je wilt schrijven, bepaalt dan dus hoe je het opschrijft.

Omgekeerd legt de vorm beperkingen op aan de inhoud. Als je een sonnet schrijft, dan heb je maar veertien regels tot je beschikking om je gedachtes in uit te drukken. En dan moet je er ook nog aan denken dat bepaalde regels op elkaar moeten rijmen. Je moet dan dus goed nadenken over de woorden die je kiest.

Slide 29 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Kortom: Een literaire tekst is de combinatie van de gekozen vorm en inhoud.

Slide 30 - Tekstslide

Lezen/maken
  • Lees de tekst op bladzijde 34
  • Maak opdracht 1 t/m 5 bladzijde 35
  • Drillster 1 en 2


Slide 31 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 32 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 33 - Open vraag

Spelling werkwoorden
Voor spelling gebruik je de syllabus die je van je docent hebt gekregen. Op pagina 6 t/m 10 staat de uitleg van de verschillende onderwerpen. Het is vooral herhaling van vorig jaar.

Slide 34 - Tekstslide

Spelling, lezen & maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 6 t/m 10
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 11 t/m 13


Slide 35 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 36 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 37 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 38 - Open vraag

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je hoe je de betrouwbaarheid van een bron kunt controleren?
  • Weet je weer welke regels gelden bij het spellen van werkwoorden?
  • Kun je de verschillende kenmerken van vorm en inhoud herkennen (fictie)?

Slide 39 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Week 38

Slide 40 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 1 
a Bijvoorbeeld: Ik denk dat de Universiteit Leiden en gezondheidsplein.nl betrouwbare informatie geven over dit onderwerp, omdat deze bronnen gebaseerd zijn op wetenschap.
 b Bijvoorbeeld: Ik denk dat de Universiteit Leiden betrouwbare informatie geeft, want in de wetenschap gaat het om waarheid.
  Een forum zoals van fok.nl vind ik geen betrouwbare bron, omdat iedereen daar maar op kan posten wat hij of zij wil; niemand controleert de informatie.
Op de site van het Kruidvat kun je misschien wel betrouwbare informatie vinden, want ze zijn drogisten, maar tegelijk willen ze je wat verkopen.
Op gezondheidsplein.nl kun je betrouwbare informatie vinden, want ze baseren zich op wetenschappelijke informatie, vertellen welke codes ze volgen en wie de schrijvers zijn. Dat zijn allemaal experts. In De Telegraaf vind je betrouwbare informatie, want journalisten controleren de informatie die ze binnenkrijgen.

Slide 41 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 2 en 3 
2 a Bijvoorbeeld: De vee-industrie is de intensieve productie van vlees om op te eten, ten koste van het welzijn van de dieren.
 b De bron is de organisatie Wakker Dier. Dit is een organisatie die zich inzet voor het welzijn van dieren.
 c Bijvoorbeeld: Je kunt in een woordenboek opzoeken wat de betekenis is van ‘vee-industrie’ en je zou cijfers kunnen zoeken op de site van het Ministerie van Landbouw en bij het Centraal Bureau voor Statistiek.
 d Te beoordelen door de docent.
3 a Bijvoorbeeld: NRC is een kwaliteitskrant die doorgaans een betrouwbare bron van informatie is.
 b Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het wel gedateerd, want veranderingen in de technologiewereld gaan snel.
  Of: Nee, ik vind het artikel niet gedateerd, want de zorgen over advertenties zijn nog steeds actueel.

Slide 42 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 4 en 5 
a Op die pagina vind je allemaal berichten over foutjes en onzorgvuldigheden in gepubliceerde nieuwsberichten.
 b Bijvoorbeeld: De herstelrubriek draagt bij aan de betrouwbaarheid van de NOS, omdat je als lezer kunt zien dat de mensen van de NOS erg veel waarde hechten aan ware informatie en het melden als ze iets relevants zijn vergeten te vermelden.
5 a Bijvoorbeeld: De Volkskrant, NRC, Trouw, nos.nl, mijnwoordenboek.nl, de Groene Amsterdammer, de Correspondent, het achtuurjournaal, talkshow Op1, enzovoort.
 b Te beoordelen door de docent.

Slide 43 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 6 
a Katadreuffe bezoekt zijn vader omdat hij hoopt dat zijn vader, een deurwaarder, een uitzondering voor hem zou willen maken. Hij hoopt dat zijn vader hem helpt met zijn schuld.
 b Katadreuffe verwacht dat zijn vader bereid zal zijn om hem te helpen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Zijn vader ziet hem niet anders dan de andere mensen met schulden.
 c Dreverhaven wil Katadreuffe failliet laten verklaren om hem te leren dat zijn acties gevolgen hebben en dat hij zelf voor die gevolgen op moet draaien.
 d Bijvoorbeeld: Ja, Dreverhaven probeert zijn zoon verantwoordelijkheid bij te brengen door hem de gevolgen van zijn eigen daden te laten dragen. Dreverhaven had zijn zoon ook kunnen helpen, maar dan zou Katadreuffe geen of minder verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
Of: Nee, een vader hoort zijn zoon te steunen. Hij had zich milder en begripvoller op moeten stellen naar zijn zoon toe. Als hij de schuld niet wil kwijtschelden, zou hij op zijn minst mee kunnen denken over hoe Kattadreuffe zijn schuld zou kunnen afbetalen.
 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.

Slide 44 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 6 
d Bijvoorbeeld: Ja, Dreverhaven probeert zijn zoon verantwoordelijkheid bij te brengen door hem de gevolgen van zijn eigen daden te laten dragen. Dreverhaven had zijn zoon ook kunnen helpen, maar dan zou Katadreuffe geen of minder verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
Of: Nee, een vader hoort zijn zoon te steunen. Hij had zich milder en begripvoller op moeten stellen naar zijn zoon toe. Als hij de schuld niet wil kwijtschelden, zou hij op zijn minst mee kunnen denken over hoe Kattadreuffe zijn schuld zou kunnen afbetalen.
 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.

Slide 45 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 7 
7 a Je kunt zien dat het werk ruim tachtig jaar oud is aan de dubbele klinkers (oogen, uitnoodigde, beenen), aan de oude naamsvalsvormen (den), en aan de spelling van woorden als mensch en contrôle.
 b Bijvoorbeeld: Ik vind het fragment goed leesbaar, want ik begrijp precies wat er staat en wat wordt bedoeld.
  Of: Ik vind het fragment niet goed leesbaar, want door het verouderde taalgebruik kost het me af en toe meer moeite om te begrijpen wat er wordt bedoeld. Dit heeft met name te maken met woorden die tegenwoordig niet meer zo gangbaar zijn, bijvoorbeeld ‘thans’ of ‘ploert’.

Slide 46 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 8 
Bijvoorbeeld: Karakter is een tijdloze roman, omdat het gaat over de relatie tussen een vader en zijn zoon. Die relatie kun je los zien van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt; er zijn immers altijd vaders en zoons.

Slide 47 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 9 
a Bijvoorbeeld:
 - In het midden staan de titel en auteur, bijvoorbeeld Uit het leven van een hond van Sander Kollaard.
 - In de takken staan de soorten spelers die betrokken zijn bij de waardering van het boek, bijvoorbeeld lezers, de media, recensenten, de vakjury van de Libris Literatuurprijs, etc.
 - Aan de uiteinden van de takken staan concrete voorbeelden van acties van spelers, bijvoorbeeld opmerkingen over het boek van lezers op de website Hebban.nl, het bespreken van het boek in het boekenpanel van DWDD, een recensie van het boek in de Volkskrant, het juryrapport over het boek van de Libris Literatuurprijs 2020, etc.

Slide 48 - Tekstslide

Weektaak 39 afgerond

Slide 49 - Tekstslide