Week 37 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 37
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 37

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Tekstslide






28 september: begrijpend lezen! Je mag een woordenboek meenemen

Slide 5 - Tekstslide

Week 37  12 september t/m 16
 september 2022

  • Huiswerk week 36: dinsdag 20 september.
  • Boekenlijst: zie mail
  • Deze week: vervolg  betrouwbaarheid van bronnen. 
  • Oefenen in de les met woordenschat
  • Vervolg lezen en fictie.
  • Vervolg spelling: uitgedeeld boekje.
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister

Slide 6 - Tekstslide

Weektaak
Vorm en inhoud hoofdstuk 8
  1. Lees de theorie op bladzijde 34.
  2. Maak opdracht 1 t/m 3 + 5 op bladzijde 35.


Slide 7 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1

Slide 8 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen week 37
  • Je leert hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt controleren.
  • Je leert wat vorm en inhoud (fictie) is en hoe je de kenmerken herkent.
  • Je oefent met bijvoeglijk naamwoord, tegenwoordig deelwoord, gebiedende wijs, aanvoegende wijs, zelfstandig naamwoord en leenwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Betrouwbaarheid van bronnen.
Verschil literatuur en lectuur.
leer je over de spelling van sterke en zwakke werkwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Controleer je huiswerk van week 36. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 13 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen (p. 14)
Misschien heb je weleens iemand horen zeggen: ‘Ja, maar ik heb het op internet gelezen, dus het klopt!’ Helaas is dit niet waar. Hetzelfde geldt voor dingen die op je op tv ziet of tijdschriften en bladen leest.. Daarom moet jezelf altijd kritisch kijken of een tekst betrouwbaar is.



Een tekst is betrouwbaar wanneer de informatie in die tekst juist én volledig is. Juist betekent dat de gegeven informatie waar is en dat er geen leugens worden verspreid. Volledig betekent dat er geen belangrijke informatie wordt achtergehouden. Door informatie achter te houden ontstaat namelijk een verkeerd beeld en dat is niet de bedoeling.



Slide 14 - Tekstslide

Kernwoorden
Sommige bronnen zijn betrouwbaarder dan andere. Als je een tekst leest, is het daarom belangrijk om eerst te kijken naar de bron of afzender. Onderzoek waar de tekst vandaan komt en wie de afzender is. Is het een betrouwbare bron?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Als je fictie leest, weet je: de schrijver heeft lang en goed nagedacht over deze tekst. Hij heeft nagedacht over wat én hoe hij het zou opschrijven; over de inhoud en de vorm.
Kortgezegd is de vorm van een tekst hóe iets is opgeschreven en de inhoud wát er is opgeschreven. Vorm en inhoud vormen samen het werk. De manier waarop de twee gecombineerd worden, bepaalt hoe het uiteindelijke werk eruit komt te zien.

Slide 17 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Literaire teksten kunnen vele vormen aannemen. Je kunt dan ook allerlei vormkenmerken onderscheiden: is de tekst lang, kort, is er een ik-verteller of een auctoriale verteller? Een belangrijk onderscheid op hoofdniveau, is het verschil tussen proza en poëzie.

Wanneer iets een lopende tekst is, noemen we het proza. Dit betekent dat je een stuk tekst hebt dat over de hele breedte van het papier of scherm loopt. Alleen bij nieuwe alinea’s of hoofdstukken wordt de tekst afgebroken om op een nieuwe regel te beginnen. Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Slide 18 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
 

Slide 19 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Voor de inhoud van teksten onderscheiden we drie hoofdgenres: epiek, lyriek en dramatiek.
Epiek is de benaming voor alle verhalende teksten. Deze teksten noemen we ook wel epische teksten. Een tekst is verhalend wanneer er personages zijn die handelingen verrichten en er gebeurtenissen plaatsvinden. Epische teksten kunnen zowel de vorm van proza als de vorm van poëzie aannemen. Tegenwoordig zijn de meeste epische teksten in prozavorm geschreven, maar vroeger waren bijna epische teksten in dichtvorm geschreven.

Slide 20 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij lyriek staat gevoel centraal. Het zijn teksten waarin enkel een gevoel wordt uitgedrukt. In lyrische teksten gebeurt eigenlijk ‘niets’: er komen geen handelingen in voor en er verstrijkt ook geen tijd. Dit is het grote verschil met dramatische teksten.
Het laatste genre is dramatiek. Dramatische teksten zijn voor het toneel bedoeld. Dramatische teksten bestaan voor het grootste deel uit dialoog. Dit is tekst die gesproken wordt door de personages. Soms wordt de dialoog nog aangevuld met instructies, zoals ‘het personage gooit een vaas kapot’. Het menselijk conflict staat centraal in dramatische teksten.

Slide 21 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Vorm en inhoud staan niet los van elkaar. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Keuzes op het gebied van vorm hebben invloed op de inhoud, in andersom. De ene inhoud leent zich beter voor een bepaalde vorm dan de andere. Wil je iemand de liefde verklaren, dan ligt het meer voor de hand om een gedicht te schrijven dan een toneelstuk dat drie uur duurt. Wat je wilt schrijven, bepaalt dan dus hoe je het opschrijft.

Omgekeerd legt de vorm beperkingen op aan de inhoud. Als je een sonnet schrijft, dan heb je maar veertien regels tot je beschikking om je gedachtes in uit te drukken. En dan moet je er ook nog aan denken dat bepaalde regels op elkaar moeten rijmen. Je moet dan dus goed nadenken over de woorden die je kiest.

Slide 22 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Kortom: Een literaire tekst is de combinatie van de gekozen vorm en inhoud.

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je hoe je de betrouwbaarheid van een bron kunt controleren?
  • Je oefent met bijvoeglijk naamwoord, tegenwoordig deelwoord, gebiedende wijs, aanvoegende wijs, zelfstandig naamwoord en leenwoorden.
  • Kun je de verschillende kenmerken van vorm en inhoud herkennen (fictie)?

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Week 36

Slide 25 - Tekstslide

Weektaak
Leesvaardigheid hoofdstuk 3
  1. Lees de tekst op bladzijde 14
  2. Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 14/15
Literatuur of lectuur hoofdstuk 7
  1. her) lees de tekst op bladzijde 30
  2. Maak opdracht 6 t/m 8 bladzijde 33
Spelling
  1. Lees de uitleg op bladzijde 6 t/m 10
  2. Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 11 t/m 13

Slide 26 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 1 (p.14)
a Bijvoorbeeld: Ik denk dat de Universiteit Leiden en gezondheidsplein.nl betrouwbare informatie geven over dit onderwerp, omdat deze bronnen gebaseerd zijn op wetenschap.
 b Bijvoorbeeld: Ik denk dat de Universiteit Leiden betrouwbare informatie geeft, want in de wetenschap gaat het om waarheid.
  Een forum zoals van fok.nl vind ik geen betrouwbare bron, omdat iedereen daar maar op kan posten wat hij of zij wil; niemand controleert de informatie.
Op de site van het Kruidvat kun je misschien wel betrouwbare informatie vinden, want ze zijn drogisten, maar tegelijk willen ze je wat verkopen.
Op gezondheidsplein.nl kun je betrouwbare informatie vinden, want ze baseren zich op wetenschappelijke informatie, vertellen welke codes ze volgen en wie de schrijvers zijn. Dat zijn allemaal experts. In De Telegraaf vind je betrouwbare informatie, want journalisten controleren de informatie die ze binnenkrijgen.

Slide 27 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 2 en 3 (p. 15)
2 a Bijvoorbeeld: De vee-industrie is de intensieve productie van vlees om op te eten, ten koste van het welzijn van de dieren.
 b De bron is de organisatie Wakker Dier. Dit is een organisatie die zich inzet voor het welzijn van dieren.
 c Bijvoorbeeld: Je kunt in een woordenboek opzoeken wat de betekenis is van ‘vee-industrie’ en je zou cijfers kunnen zoeken op de site van het Ministerie van Landbouw en bij het Centraal Bureau voor Statistiek.
 d Te beoordelen door de docent.
3 a Bijvoorbeeld: NRC is een kwaliteitskrant die doorgaans een betrouwbare bron van informatie is.
 b Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het wel gedateerd, want veranderingen in de technologiewereld gaan snel.
  Of: Nee, ik vind het artikel niet gedateerd, want de zorgen over advertenties zijn nog steeds actueel.

Slide 28 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 4 (p. 15)
a Op die pagina vind je allemaal berichten over foutjes en onzorgvuldigheden in gepubliceerde nieuwsberichten.
 b Bijvoorbeeld: De herstelrubriek draagt bij aan de betrouwbaarheid van de NOS, omdat je als lezer kunt zien dat de mensen van de NOS erg veel waarde hechten aan ware informatie en het melden als ze iets relevants zijn vergeten te vermelden.



Slide 29 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 6 (p. 33)
a Katadreuffe bezoekt zijn vader omdat hij hoopt dat zijn vader, een deurwaarder, een uitzondering voor hem zou willen maken. Hij hoopt dat zijn vader hem helpt met zijn schuld.
 b Katadreuffe verwacht dat zijn vader bereid zal zijn om hem te helpen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Zijn vader ziet hem niet anders dan de andere mensen met schulden.
 c Dreverhaven wil Katadreuffe failliet laten verklaren om hem te leren dat zijn acties gevolgen hebben en dat hij zelf voor die gevolgen op moet draaien.
 d Bijvoorbeeld: Ja, Dreverhaven probeert zijn zoon verantwoordelijkheid bij te brengen door hem de gevolgen van zijn eigen daden te laten dragen. Dreverhaven had zijn zoon ook kunnen helpen, maar dan zou Katadreuffe geen of minder verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
Of: Nee, een vader hoort zijn zoon te steunen. Hij had zich milder en begripvoller op moeten stellen naar zijn zoon toe. Als hij de schuld niet wil kwijtschelden, zou hij op zijn minst mee kunnen denken over hoe Kattadreuffe zijn schuld zou kunnen afbetalen.
 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.

Slide 30 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 6 (p. 33) 
d Bijvoorbeeld: Ja, Dreverhaven probeert zijn zoon verantwoordelijkheid bij te brengen door hem de gevolgen van zijn eigen daden te laten dragen. Dreverhaven had zijn zoon ook kunnen helpen, maar dan zou Katadreuffe geen of minder verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
Of: Nee, een vader hoort zijn zoon te steunen. Hij had zich milder en begripvoller op moeten stellen naar zijn zoon toe. Als hij de schuld niet wil kwijtschelden, zou hij op zijn minst mee kunnen denken over hoe Kattadreuffe zijn schuld zou kunnen afbetalen.
 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.

Slide 31 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 7 (p. 33)
7 a Je kunt zien dat het werk ruim tachtig jaar oud is aan de dubbele klinkers (oogen, uitnoodigde, beenen), aan de oude naamsvalsvormen (den), en aan de spelling van woorden als mensch en contrôle.
 b Bijvoorbeeld: Ik vind het fragment goed leesbaar, want ik begrijp precies wat er staat en wat wordt bedoeld.
  Of: Ik vind het fragment niet goed leesbaar, want door het verouderde taalgebruik kost het me af en toe meer moeite om te begrijpen wat er wordt bedoeld. Dit heeft met name te maken met woorden die tegenwoordig niet meer zo gangbaar zijn, bijvoorbeeld ‘thans’ of ‘ploert’.

Slide 32 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 8 (p. 33)
Bijvoorbeeld: Karakter is een tijdloze roman, omdat het gaat over de relatie tussen een vader en zijn zoon. Die relatie kun je los zien van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt; er zijn immers altijd vaders en zoons.

Slide 33 - Tekstslide

7. Fictie opdracht 9 
a Bijvoorbeeld:
 - In het midden staan de titel en auteur, bijvoorbeeld Uit het leven van een hond van Sander Kollaard.
 - In de takken staan de soorten spelers die betrokken zijn bij de waardering van het boek, bijvoorbeeld lezers, de media, recensenten, de vakjury van de Libris Literatuurprijs, etc.
 - Aan de uiteinden van de takken staan concrete voorbeelden van acties van spelers, bijvoorbeeld opmerkingen over het boek van lezers op de website Hebban.nl, het bespreken van het boek in het boekenpanel van DWDD, een recensie van het boek in de Volkskrant, het juryrapport over het boek van de Libris Literatuurprijs 2020, etc.

Slide 34 - Tekstslide

Spelling opdracht 1 bladzijde 11
1 beweert, vind
2 behandelt, behoud, biedt
3 squasht, surft, wordt
4 aanraadt, houd
5 Word, verandert
6 controleert, passeert
7 e-mailt, reist
8 vindt

Slide 35 - Tekstslide

Spelling opdracht 1 bladzijde 11
9 kapseisde, raakten, verdronken

10 meldde, uitbreidde

11 woedde, legde, verwoestte

12 dreigden, zouden

13 verbrijzelden, roofden

14 barbecueden, verbrandden, oplette

15 Berispte, vloekte

16 blowde, castte

Slide 36 - Tekstslide

Spelling opdracht 1 bladzijde 11
17faxte, eiste

18 smachtten, brandde

19 Claimde, gebruikte

20 frankeerde, stuurde

21 miezerde, stroomt

22 poetst, glanst // poetste , glansde

23 schrikken (af), veroorzaken) // schrikten (af), veroorzaakten

24 stortte (neer), leidde

Slide 37 - Tekstslide

Spelling opdracht 2 bladzijde 12
1 bn – gestorte, vd – gehaald
2 gw – Word, gw – vertrouw, bn – mislukte
3 bn – winkelend(e), bn – verlichte, bn – geboeid, bn – fascinerend
4 bn – stinkende, vd – opgediend
5 od – Dansend, bn – winnende, vd – gehuldigd
6 bn – vergrote, od – schitterend
7 bn – gestuurde, od – scheldend
8 gw – Verraad, vd – gewaardeerd
9 vd – gedoucht, vd – geplonsd
10 bn – bereide, vd – geserveerd

Slide 38 - Tekstslide

Spelling opdracht 2 bladzijde 12
11 vd – uitgenodigd, pvtt – wordt, vd – geopend

12 pvtt – trachtte, inf – overtuigen, vd – gewerkt

13 bn – gestrande, vd – aangespoeld

14 od – Werkend, pvvt – viel, bn – verplichte

15 pvvt – sprak (toe), bn – overleden, bn – troostende, od – bemoedigend

16 bn – gekochte, vd – verwelkt

17 bn – geëmailleerde, vd – beschadigd

18 pvvt – duwden, bn – gehate, pvvt – haalden

19 vd – verrast, pvvt – hoorden, bn – bekritiseerde, vd – opgestapt

20 od – Staande, pvvt – aarzelde, pvvt – stapte, bn – stromende

Slide 39 - Tekstslide

Spelling opdracht 3 bladzijde 12
Klassikaal bespreken

Slide 40 - Tekstslide

Spelling opdracht 4 bladzijde 13
1. Wordt
2. vindt
3. schud
4. Verblijd
5. woedt
6. luistert
7. antwoordt
8. leidt

Slide 41 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 42 - Tekstslide

Woorden van de week

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 43 - Tekstslide

Woorden van deze week
Vermurwen: iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen
Ziedend: razend van woede
Pluk de dag: geniet van vandaag
Verstrijken (van tijd): voorbijgaan (van tijd)
Zich lenen voor: geschikt zijn voor

Slide 44 - Tekstslide

draconisch

Slide 45 - Open vraag

Boek bladzijde 17
Maak 3 zinnen met deze woorden en zorg dat de betekenis uit de zin blijkt

1. draconisch
2. gedateerd
3. streven


Slide 46 - Tekstslide

gedateerd

Slide 47 - Open vraag

streven

Slide 48 - Open vraag

draconisch

Slide 49 - Open vraag