Week 41 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 41
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 41

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 41  5 oktober t/m
 9 oktober 2020

  • Huiswerk week 41: inleveren 12 oktober september (Lesson Up)
  • Deze week controle leesboeken op niveau
  • Oefenen in de les met woordenschat
  • Vervolg lezen, fictie, spelling en woordenschat
  • Code LessonUp: fafoz
  • Code Kern: J1KR-99AZ
  • Leestoets: dinsdag 13 oktober (agenda). Hoofdstuk 2, 3 en 4 + woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

Woorden van week 41
Geïntegreerd: samengevoegd met het geheel
Gunstig: als het voordelig voor je is
Hervorming: grote verandering om iets te verbeteren
Rooskleurig: hoopvol, positief
Onder de loep nemen: nader bestuderen

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat (drillster)
Opdracht

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

De zinnen maken we in de les!

Slide 6 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3
Nee
102
SO
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
1
Nee
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
1
Nee

Slide 7 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je de betrouwbaarheid van de auteur kunt controleren.
  • leer je de regels voor het plaatsen van hoofdletters en leestekens in zinnen.
  • leer je welke vormen van humor worden gebruikt in fictie

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Betrouwbaarheid van de auteur.
Vorm en inhoud bij fictie
Spelling van werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Controleer je huiswerk van week 40. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 13 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Je weet hoe je de kritisch kunt kijken naar de vindplaats van een tekst. Daarnaast is het belangrijk om ook kritisch naar de betrouwbaarheid van de auteur te kijken. Als de auteur van een tekst niet betrouwbaar is, is zijn tekst dat ook niet.

Om te beoordelen of een auteur betrouwbaar is, moet je ten eerste kijken naar het belang van de auteur. Je onderzoekt dan of de auteur er een persoonlijk belang bij heeft om een bepaalde boodschap te verspreiden. Dit kan een politiek, maar ook een commercieel belang zijn. Een auteur kan je bijvoorbeeld willen overtuigen van zijn eigen politieke standpunt, of misschien wil hij je wel iets verkopen. Wanneer een auteur een eigen belang heeft bij het verspreiden van een bepaalde boodschap, is hij niet neutraal. Een niet-neutrale auteur is minder betrouwbaar dan een neutrale auteur.



Slide 14 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Een voorbeeld: sigarettenproducenten hebben er baat bij dat mensen hun producten blijven verkopen. Ze zullen daarom minder snel berichten over de negatieve gezondheidseffecten van roken. Ze zijn niet neutraal. Het Trimbos-instituut is een onafhankelijke organisatie die kennis deelt over psychische problemen en verslaving. De informatie die zij publiceren over de effecten van roken is neutraal: zij hebben er geen baat bij de gezondheidseffecten positief of juist zeer negatief af te beelden. 

Belangen kunnen ook van politieke aard zijn. Een politieke partij die misdaad harder wil aanpakken, zal eerder praten over gemeenten waarin de misdaadcijfers zijn gestegen dan over gemeenten waarin de criminaliteit juist is afgenomen. 

Slide 15 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Om te bepalen of de auteur een bijzonder belang heeft bij de tekst, is het belangrijk om meer te weten te komen over zijn achtergrond. Soms staat dit vermeld bij een artikel. Achter de naam van de auteur staat dan de functie die hij heeft, bijvoorbeeld ‘CEO bij Missie 2048’ of ‘voorzitter Dorpsbelang Loppersum’. Vaak staat het echter niet vermeld. Dan zul je zelf op zoek moeten gaan naar meer achtergrondinformatie over de auteur.

Slide 16 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Naast het belang van de auteur, moet je ook kijken naar de deskundigheid van de auteur. In praatprogramma’s als De Wereld Draait Door zitten allerlei mensen aan tafel en mogen hun zegje doen over de verschillende onderwerpen. Maar ze hebben vaak niet van alle onderwerpen even veel verstand.

Als je eenmaal hebt achterhaald wie de auteur van de tekst is, dan is het goed om na te gaan of deze auteur ook een autoriteit is op het gebied waarover hij of zij schrijft. Wanneer een auteur verstand heeft van het onderwerp waarover hij schrijft, noem je de auteur deskundig.




Slide 17 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Deskundigheid kan voortkomen uit drie dingen. Ten eerste kan een auteur een bepaalde opleiding gedaan hebben die relevant is voor het onderwerp. Ten tweede kan een auteur deskundig zijn dankzij de werkervaring die hij heeft opgedaan. Als laatste kan een auteur een ervaringsdeskundige zijn. Dat betekent dat hij zelf heeft meegemaakt waarover hij schrijft.

Neem een onderwerp als het basisonderwijs. Een onderwijskundige heeft jarenlang geleerd over hoe je het onderwijs het beste kunt inrichten. Een docent die al twintig jaar voor de klas staat, weet dankzij zijn vele werkervaring wat in de praktijk wel of niet werkt. Ouders van schoolgaande kinderen maken het reilen en zeilen op een basisschool van dichtbij me een zijn zo ervaringsdeskundige.

Slide 18 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Kortom: een auteur is betrouwbaar wanneer hij neutraal én deskundig is. 


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Lezen/maken
  • Lees de tekst op bladzijde 18
  • Maak opdracht 5 en 6 bladzijde 21
  • Maak drillster 1 en 2
  • Extra uitdaging: opdracht 7 bladzijde 21


Slide 21 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 22 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 23 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 24 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 25 - Open vraag

Hoofdletters en leestekens
Voor spelling gebruik je de syllabus die je van je docent hebt gekregen. Op pagina 15 en 16 staat de uitleg over leestekens en hoofdletters. Het is vooral herhaling van vorig jaar.

Slide 26 - Tekstslide

Spelling, lezen & maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 15 en 16
  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 17


Slide 27 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 28 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 29 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 30 - Open vraag

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je hoe je de betrouwbaarheid van een auteur kunt controleren?
  • Weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken?
  • Weet je welke vormen van humor worden gebruikt in fictie?

Slide 31 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Week 40

Slide 32 - Tekstslide

Betrouwbaarheid auteur opdracht 1 
1 a Bijvoorbeeld: De minister-president heeft een belang bij het onderwerp, want hij of zij zit zelf ook in het kabinet dus het gaat ook over het eigen inkomen.
 b Bijvoorbeeld: Een verslaggever van een kwaliteitsmedium is neutraal, want die wil enkel betrouwbare informatie over de oorlog verstrekken. Als het een verslaggever is van een partijdig medium dat belang heeft om een van de partijen in de oorlog goed af te schilderen, dan is de verslaggeving niet meer neutraal.
 c Bijvoorbeeld: Een schooldirecteur moet een school leiden binnen de regels van de wet. De hernieuwingen hebben invloed op hoe de schooldirecteur zijn of haar werk moet uitvoeren. Bovendien zal de schooldirecteur vanuit zijn of haar functie een eigen visie op onderwijs en op de benodigde hervormingen hebben. Hij of zij heeft dus een professioneel belang.

Slide 33 - Tekstslide

Betrouwbaarheid auteur opdracht 2
2 a ervaring
 b opleiding
 c werkervaring

Slide 34 - Tekstslide

Betrouwbaarheid auteur opdracht 3 
3 Bijvoorbeeld: Beide teksten laten zien dat een ‘deskundige’ alleen betrouwbaar is wanneer hij of zij zelf geen belang heeft in het onderwerp waarover hij of zij adviseert. Iemand die er baat bij heeft je een product te verkopen, zal je geen betrouwbaar advies geven over welk product het beste is. Hij wil immers dat je zijn product koopt. En een hoogleraar die wordt betaald door de zuivelindustrie zal minder snel kritisch zijn over de milieu- of gezondheidseffecten van diezelfde industrie.


Slide 35 - Tekstslide

Betrouwbaarheid auteur opdracht 4 
4 Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een uitleg bevat.

Slide 36 - Tekstslide

Spelling opdracht 5 bladzijde 13

1. speet
2. pleitten
3. vergoedde
4. kokhalsde
5. zwoer
6. ontspande
7. wees
8. stortte
9. printte
10. skiede

Slide 37 - Tekstslide

Spelling opdracht 6 bladzijde 13
1 dreigend
2 verbrijzeld
3 juichend, gerend
4 gebaseerd
5 getoetst
6 mikkend, afgevuurd
7 gelost, gepakt
8 tergend

Slide 38 - Tekstslide

Spelling opdracht 7 bladzijde 13
1 zwervend
2 verwachte
3 getrainde, luisterend
4 toeterend, verbrede
5 rijdende, misleide
6 kwetsende, prikkelende
7 gearresteerde, ingerichte
8 stervend

Slide 39 - Tekstslide

Spelling opdracht 8 bladzijde 14
1 pvtt – wordt, vd – gevierd
2 od – Genietend, pvvt – reisden
3 od – Wachtend, vd – geregend
4 pvvt – ontdekte, bn – smeulend
5 pvtt – bedaart, pvtt – wordt, vd – geveegd
6 gw – Eet, vd – gevarieerd, gw – braad
7 bn – beslissende, pvvt – speelde
8 pvtt – kunt, inf – genieten, bn – bruisend

Slide 40 - Tekstslide

Spelling opdracht 2 bladzijde 12
11 vd – uitgenodigd, pvtt – wordt, vd – geopend

12 pvtt – trachtte, inf – overtuigen, vd – gewerkt

13 bn – gestrande, vd – aangespoeld

14 od – Werkend, pvvt – viel, bn – verplichte

15 pvvt – sprak (toe), bn – overleden, bn – troostende, od – bemoedigend

16 bn – gekochte, vd – verwelkt

17 bn – geëmailleerde, vd – beschadigd

18 pvvt – duwden, bn – gehate, pvvt – haalden

19 vd – verrast, pvvt – hoorden, bn – bekritiseerde, vd – opgestapt

20 od – Staande, pvvt – aarzelde, pvvt – stapte, bn – stromende

Slide 41 - Tekstslide

Spelling opdracht 3 bladzijde 12
Klassikaal bespreken

Slide 42 - Tekstslide

Spelling opdracht 4 bladzijde 13
1. Wordt
2. vindt
3. schud
4. Verblijd
5. woedt
6. luistert
7. antwoordt
8. leidt

Slide 43 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud opdracht 6 
6 a Katadreuffe bezoekt zijn vader omdat hij hoopt dat zijn vader, een deurwaarder, een uitzondering voor hem zou willen maken. Hij hoopt dat zijn vader hem helpt met zijn schuld.
 b Katadreuffe verwacht dat zijn vader bereid zal zijn om hem te helpen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Zijn vader ziet hem niet anders dan de andere mensen met schulden.
 c Dreverhaven wil Katadreuffe failliet laten verklaren om hem te leren dat zijn acties gevolgen
  hebben en dat hij zelf voor die gevolgen op moet draaien.
d Bijvoorbeeld: Ja, Dreverhaven probeert zijn zoon verantwoordelijkheid bij te brengen door hem de gevolgen van zijn eigen daden te laten dragen. Dreverhaven had zijn zoon ook kunnen helpen, maar dan zou Katadreuffe geen of minder verantwoordelijkheid hoeven te dragen.
Of: Nee, een vader hoort zijn zoon te steunen. Hij had zich milder en begripvoller op moeten stellen naar zijn zoon toe. Als hij de schuld niet wil kwijtschelden, zou hij op zijn minst mee kunnen denken over hoe Kattadreuffe zijn schuld zou kunnen afbetalen.
 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.


Slide 44 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud opdracht 6 

 e Bijvoorbeeld: De relatie tussen vader en zoon is moeizaam. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van een vader-zoonrelatie. De vader ziet zijn zoon als iedere andere debiteur, terwijl de zoon juist op hulp van zijn vader hoopte. Dat verschil maakt dat vader en zoon elkaar niet begrijpen en leidt tot de woede die je in het fragment kunt lezen.


Slide 45 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud opdracht 7
7 a Je kunt zien dat het werk ruim tachtig jaar oud is aan de dubbele klinkers (oogen, uitnoodigde, beenen), aan de oude naamsvalsvormen (den), en aan de spelling van woorden als mensch en contrôle.
 b Bijvoorbeeld: Ik vind het fragment goed leesbaar, want ik begrijp precies wat er staat en wat wordt bedoeld.
  Of: Ik vind het fragment niet goed leesbaar, want door het verouderde taalgebruik kost het me af en toe meer moeite om te begrijpen wat er wordt bedoeld. Dit heeft met name te maken met woorden die tegenwoordig niet meer zo gangbaar zijn, bijvoorbeeld ‘thans’ of ‘ploert’.

Slide 46 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud opdracht 8
8 Bijvoorbeeld: Karakter is een tijdloze roman, omdat het gaat over de relatie tussen een vader en zijn zoon. Die relatie kun je los zien van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt; er zijn immers altijd vaders en zoons.

Slide 47 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud opdracht 9
9 a Bijvoorbeeld:
 - In het midden staan de titel en auteur, bijvoorbeeld Uit het leven van een hond van Sander Kollaard.
 - In de takken staan de soorten spelers die betrokken zijn bij de waardering van het boek, bijvoorbeeld lezers, de media, recensenten, de vakjury van de Libris Literatuurprijs, etc.
 - Aan de uiteinden van de takken staan concrete voorbeelden van acties van spelers, bijvoorbeeld opmerkingen over het boek van lezers op de website Hebban.nl, het bespreken van het boek in het boekenpanel van DWDD, een recensie van het boek in de Volkskrant, het juryrapport over het boek van de Libris Literatuurprijs 2020, etc.
 b Te beoordelen door de docent.


Slide 48 - Tekstslide

Weektaak 41 afgerond

Slide 49 - Tekstslide