- Aan het einde van de les kun je het begrip beroepshouding uitleggen aan de hand van de begrippen 'kennis', 'vaardigheden' en 'houding'.
- Aan het einde van de les ken je vijf kwaliteiten die je nodig hebt om je werk goed te kunnen doen.
Slide 3 - Tekstslide
Beroepshouding 1
Op school leer je voor een beroep
In elk beroep moet je bepaalde dingen weten
Een verpleegster moet weten waar ze moet prikken
Een secretaresse die een verslag maakt, moet weten hoe je een verslag opzet.
In elk beroep heb je dus bepaalde kennisnodig.
Slide 4 - Tekstslide
Beroepshouding 2
De kennis moet je kunnen toepassen
Een timmerman moet weten wat een hamer en een beitel zijn, maar moet ook mee kunnen werken.
Bij een beroep horen dingen die je moet kunnen: vaardigheden.
Slide 5 - Tekstslide
Beroepshouding 3
Een vaardigheid is het vermogen om een handeling goed uit te voeren of een probleem juist op te lossen.
De vaardigheden nemen toe door veel te oefenen en door ervaring.
Naast kennis en vaardigheden wordt ook een bepaalde houding verwacht.
Je hoort je op een manier te gedragen.
Slide 6 - Tekstslide
Beroepshouding 4
Bij een beroepshouding horen
goede omgangsvormen
respect hebben voor klanten en collega's
netjes omgaan met de spullen van je baas en niet stelen.
ruzies en problemen willen oplossen.
Slide 7 - Tekstslide
Beroepshouding
Automonteur als voorbeeld
Voorbeeld automonteur
Een automonteur moet weten hoe een motor of een versnellingsbak in elkaar zit (kennis). Maar hij moet een motor of versnellingsbak ook kunnen repareren als die kapot is. Hij moet ook olie kunnen verversen en een band verwisselen. Allemaal vaardigheden. Ook moet een automonteur weten hoe hij zich hoort te gedragen. Hij moet:
- de opdrachten van zijn chef uitvoeren;
- beleefd zijn tegen klanten;
- een klus overnemen van een collega die het heel erg druk heeft;
- zorgvuldig omgaan met de spullen in de werkplaats van de garage.
Met andere worden: de automonteur heeft een goede beroepshouding nodig.
Slide 8 - Tekstslide
Kwaliteiten werk
Om je werk goed te kunnen doen, heb je vijf kwaliteiten nodig.
Betrokkenheid
Zelfstandigheid
Ondernemingsgezindheid
Discipline
Verantwoordelijkheidsgevoel
Slide 9 - Tekstslide
Betrokkenheid
Verbonden voelen met je werk en dat je gemotiveerd bent.
Betrokkenheid
Betrokkenheid bij het werk blijkt uit het feit dat je enorm je best doet om het werk zo goed mogelijk te doen. Betrokkenheid bij het werk heeft vaak te maken met bepaalde persoonlijke eigenschappen. Mensen die heel graag met kinderen omgaan, werken graag op een school of in een clubhuis. Zij willen graag goed voor mensen zorgen. Weer anderen vinden het leuk om groenten te kweken. Zij zijn betrokken bij de tuinbouw.
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandigheid
Zelf dingen kunnen en willen doen.
Zelfstandigheid
Je baas hoeft niet steeds te zeggen hoe het moet. Zelfstandig werken moet je leren. Als je net ergens komt werken, is het best moeilijk om zelfstandig te zijn. Eerst moet je wennen aan het werk, maar na een tijdje kun je steeds meer dingen zelf.
Slide 11 - Tekstslide
Ondernemingsgezin
Niet bang zijn om iets nieuws te bedenken of iets moeilijks te doen.
Je moet niet steeds afwachten tot je baas met iets komt. Het is belangrijk om zelf initiatieven te nemen en van aanpakken te weten.
Slide 12 - Tekstslide
Discipline
Nauwkeurig en netjes werken.
Baas zijn over jezelf.
Je aan de regels houden.
In de praktijk betekent dit:
je werk op tijd doen en niet tot het laatste moment wachten.