In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Fijn dat je er bent.
Slide 1 - Tekstslide
Regels
Als iemand anders aan het woord is, ben ik stil. Als ik iets wil zeggen, wacht ik tot ik het woord krijg.
Ik zorg ervoor dat ik al mijn spullen bij mij heb bij de start van de les.
Ik behandel anderen zoals ik zelf ook behandeld wil worden.
Slide 2 - Tekstslide
Aan het einde van deze les
kan je samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Huiswerk nakijken
Uitleg
Aan de slag!
Afronden
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een samenstelling?
Slide 5 - Tekstslide
Samenstelling
Twee woorden die je aan elkaar plakt.
lente + zon = lentezon
voorjaar + vakantie = voorjaarsvakantie
Slide 6 - Tekstslide
Samenstelling
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n, -e of -s.
voorjaar + vakantie = voorjaarsvakantie
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer voeg je een -s toe?
Als je een -s hoort, dan schrijf je die ook. (voorjaarsvakantie)
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang het tweede woord om te horen of je een -s moet toevoegen. (machtsstrijd want machtsvertoon)
Kappersschaar, want kappersopleiding
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer voeg je een -(e)n toe?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je
-en tussen de woorden.
Pannenkoek, want pannen
Bessensap, want bessen
Slide 9 - Tekstslide
Geen -(e)n toevoegen
Het eerste deel heeft geen meervoud (tarwebrood, benzinelucht)
Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is (maneschijn)
Het eerste deel heeft een meervoud op -s (aspergesoep)
Het eerste deel is geen zn (platteland, huilebalk)
Het eerste deel versterkt een bn (beresterk, reuzeslim)