Herhaling stof klas 1 (tekstdoel, tekstsoort, indeling, onderwerp)

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je welke 6 tekstdoelen en -soorten er zijn.

  • kun je de functies van een inleiding en een slot herkennen en benoemen.

  • kun je het onderwerp en de deelonderwerpen in een tekst vinden en benoemen. 

  • kun je uitleggen en herkenen hoe teksten zijn opgebouwd.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je welke 6 tekstdoelen en -soorten er zijn.

  • kun je de functies van een inleiding en een slot herkennen en benoemen.

  • kun je het onderwerp en de deelonderwerpen in een tekst vinden en benoemen. 

  • kun je uitleggen en herkenen hoe teksten zijn opgebouwd.

Slide 1 - Tekstslide

Welk drie leesstrategieën zijn vorige jaar besproken?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een tekstdoel? Probeer dat in je eigen woorden uit te leggen.

Slide 4 - Open vraag

Welke les tekstdoelen zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Tekstdoelen (1)

  • Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.

  • Bijvoorbeeld uitleggen hoe je voor een konijn  moet zorgen.

  • Er zijn een aantal tekstdoelen.

Slide 6 - Tekstslide

Doel van de tekst
De schrijver wil...
Voorbeelden van tekstsoorten
Informeren
je informatie geven over een onderwerp /  dat je iets te weten komt.
nieuwsartikel, verslag, studieboek
Instrueren (uitleggen)
dat je weet hoe je iets moet doen / aanpakken.
handleiding, recept, gebruiksaanwijzing
Mening vormen
het onderwerp van meedere kanten belichten.
essay, recensie, beschouwing, disccusiestuk
Overtuigen
dat je zijn mening overneemt.
debattekst, betoog, ingezonden brief
Overhalen/activeren
je overhalen iets te doen / actie te ondernemen.
reclamefolder, uitnodiging, advertentie
Vermaken
je vermaken.
strip, fictieboek, kort verhaal, gedicht
Het doel van een tekst
De schrijver wil altijd iets bij de lezer bereiken met de tekst. Bijvoorbeeld iets aan de lezer uitleggen of de lezen iets laten doen. De tekst die hij schrijft heeft dus een doel.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoelen (2)

  • In een tekst kunnen verschillende doelen zitten, maar meestal heeft een schrijver maar 1 hoofddoel met zijn tekst.

  • Als je het doel van een tekst moet noemen, bedenk dan: wat wil de schrijver met deze tekst?

  • Omdat de doelen van een schrijver met een tekst kunnen verschillen, zijn er ook verschillende soorten teksten. Bij een bepaalde schrijfdoel hoort een bepaalde tekstsoort.

Slide 8 - Tekstslide

Video
-
Tekstdoelen

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

5xW+H
  • 5xW+H is een ezelsbrug om gemakkelijker de hoofdzaken uit een tekst te halen.

  1. Wat (is het nieuws)?
  2. Wie (speelt een rol in dit nieuws)?
  3. Waar (is het gebeurd)?
  4. Wanneer (is het gebeurd)?
  5. Waarom (is het gebeurd)?
  6. Hoe (is het gebeurd)?

Slide 11 - Tekstslide

Structuur
  • Titel
  • Tussenkoppen
  • Alinea's (deelonderwerpen)
  • Witregels
  • Inleiding - middenstuk - slot
  • Bronvermelding
  • Citaten

Slide 12 - Tekstslide

Het onderwerp
1. Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • De titel
  • De eerste zin of de eerste alinea 
  • Een afbeelding bij de tekst 
  • Tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst.
2. Vervolgens lees je de eerste alinea (inleiding).
3. Dan vertel je in een paar woorden waar de tekst over gaat = onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide


Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat in een of enkele woorden.

Slide 14 - Tekstslide

Titel
De titel trekt direct de aandacht van de lezer. De titel heeft de volgende functies:

  1. De lezer nieuwsgierig maken.
  2. Het onderwerp duidelijk maken aan de lezers.

Slide 15 - Tekstslide

Alinea’s

In een tekst staat niet alles door elkaar. De tekst is meestal verdeeld in stukjes. Zo’n stukje heet een alinea
In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort.

In de eerste alinea staat vaak waar de hele tekst over gaat (onderwerp). In de volgende alinea’s staat meer uitleg of informatie over het onderwerp van de tekst (deelonderwerpen).

Slide 16 - Tekstslide

Alinea’s

  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel. Soms wordt er eerst een regel overgeslagen.

  • In schoolboeken staat vaak een nummer voor een alinea. Zo kun je sneller iets opzoeken.

  • Soms staan er ook tussenkopjes tussen verschillende alinea's (handig om het deelonwerp te vinden).

  • Iedere alinea heeft altijd een kernzin. Dat is een zin die het beste aangeeft waarover de alinea gaat.
    Meestal de eerste, tweede of laatste zin.

Slide 17 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat een deelonderwerp is.

Slide 18 - Open vraag

Deelonderwerpen
  • In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.

  • Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

  • Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.
  • Soms staan er tussenkopjes boven een nieuw deelonderwerp.

Slide 19 - Tekstslide

Deelonderwerpen
  • Als je heel snel wilt weten wat de deelonderwerpen in een tekst zijn, dan lees je een tekst globaal.

  • Bij globaal lezen lees je alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is geen manier op een tekst in te leiden?
A
Een samenvatting geven.
B
Het onderwerp introduceren.
C
Een vraag stellen.
D
Een anekdote vertellen

Slide 21 - Quizvraag

Inleiding, middenstuk en slot

De inleiding is het eerste deel van een tekst. Daarin staat kort waar de tekst over gaat.

De inleiding van een tekst:
  • Bestaat meestal uit één of twee anlinea's.
  • Heeft vaak een van de volgende functies:
  1. Zeggen waar de tekst over gaat (onderwerp aankondigen).
  2. Je nieuwsgierig maken door een kort, grappig of bijzonder verhaaltje te vertellen.
  3. Een probleem geven / een vraag stellen.
  4. De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.

Slide 22 - Tekstslide

Inleiding, middenstuk en slot



  • Het middenstuk is het langste deel van de tekst.
  • Het middenstuk bevat de meeste informatie.
  • Verschillende deelonderwerpen.

Slide 23 - Tekstslide

Welke functie kan een slot niet hebben?
A
Een samenvatting geven.
B
Een advies geven.
C
Een oproep doen.
D
Een probleem geven.

Slide 24 - Quizvraag

Inleiding, middenstuk en slot

In het slot wordt vaak het belangrijkste van de tekst in het kort herhaald. Er is dan sprake van een van de volgende functies:
  • Een conclusie geven
  • Een samenvatting geven

Andere functies die een slot kan hebben zijn:
  • Een oproep doen
  • Een advies geven
  • Een afweging maken
  • Een waarschuwing geven
  • Een verwachting/toekomstvisie uitspreken

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Havo
  • Blok 1 lezenop pagina 37-40
  • Opdracht 2 en 3 maken (vrijdag af)

Vwo
  • Blok 1 Lezen op pagina 38-40
  • Opdracht 2 en 3 maken
    (voor vrijdag af)

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je welke 6 tekstdoelen en -soorten er zijn.

  • kun je de functies van een inleiding en een slot herkennen en benoemen.

  • kun je het onderwerp en de deelonderwerpen in een tekst vinden en benoemen. 

  • kun je uitleggen en herkenen hoe teksten zijn opgebouwd.

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 28 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 29 - Open vraag

Lees de tekst.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het
doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 31 - Quizvraag

Leg uit waarom dit een amuserende tekst is.

Slide 32 - Open vraag

Lees de tekst.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 34 - Quizvraag

Wat kun je van deze informatie leren?

Slide 35 - Open vraag