Oriënterend lezenDoel:
Je wilt het onderwerp weten en of je een tekst kunt gebruiken?
Wat doe je?
Je leest de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes, afbeeldingen, grafieken, tabellen en opvallende woorden en de bron/naam van de schrijver.
Als de houten satellieten heel blijven
Biologie missie
Nederlands, Onderbouw; Trede 2:
Lezen:
Informatie
Structuur in tekst
Kernzin
De schrijver kondigt als het ware aan wat het onderwerp is, of welk punt er wordt gemaakt. Daarna volgt een uitleg, meestal ook met enkele concrete voorbeelden.
Je herkent alinea’s
Je herkent kernzinnen
Je onderscheidt hoofdzaken en bijzaken van elkaar
Je herkent verschillende signaalwoorden en tekstverbanden
(opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling, oorzaak/gevolg)
Je kunt het onderwerp van de tekst noemen
Je herkent een mening
Je herkent het tekstdoel
Je herkent kernzinnen
Je onderscheidt hoofdzaken en bijzaken van elkaar
Je kunt een tekst(gedeelte) samenvatten
Je herkent verschillende signaalwoorden en tekstverbanden
Je kunt een tussenkopje formuleren dat bij de inhoud van de alinea past
Je herkent verschillende signaalwoorden en tekstverbanden
Je herkent verschillende signaalwoorden en tekstverbanden
Je bepaalt de bedoeling van de schrijver.
t/m 19. Je kunt de woordraadstrategieën toepassen
De betekenis afleiden van een bekend woorddeel
Het vinden van een synoniem
Het vinden van een tegenstelling
Het vinden van een omschrijving