In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
kahoot.it
Slide 6 - Link
Slide 7 - Tekstslide
My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movies was the best.
romantic
first
hilarious
secret
Slide 8 - Sleepvraag
Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
That is an amazinggirl.
We all love that funnymovie.
I think he is a terribleteacher.
Slide 9 - Tekstslide
Max is a ... singer.
A
Good
B
Well
Slide 10 - Quizvraag
What is an ADJECTIVE? She walked down the BUSY road.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
What is a resume (CV) in English?
Slide 13 - Woordweb
Write down:
2 things that you do at the job where you are currently working
OR
2 things that you are really good at.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Extra uitleg
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.
He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.
Slide 17 - Tekstslide
Extra uitleg
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp.
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.