§5 Deel 2 / De komst van het socialisme

Hey!
Goed dat je er bent!
Pak jouw spullen alvast:
  • Doe je boeken open zodat ik het huiswerk kan zien.
  • Log alvast in bij LessonUp
  • Ga alvast aan de slag met blz. 63
timer
3:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hey!
Goed dat je er bent!
Pak jouw spullen alvast:
  • Doe je boeken open zodat ik het huiswerk kan zien.
  • Log alvast in bij LessonUp
  • Ga alvast aan de slag met blz. 63
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

De industriële samenleving 
van Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerkcheck
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Doelen checken

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
H: Aan het einde van deze les kan je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie inhoudt en wie het opnamen het voor de lagere klassen.

A: Aan het einde van deze les kun je het bovenstaande en  je bent ook in staat om de bredere historische, politieke en economische context van deze kwestie te begrijpen door de impact van deze periode op onze hedendaagse wereld te belichten.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige keer?

Slide 6 - Woordweb

Zelfstandig:
Historische Context Analyse:
Onderzoek de sociale kwestie in de late 19e en vroege 20e eeuw in Europa. Schets de belangrijkste economische, politieke en sociale factoren die hebben bijgedragen aan het ontstaan en de ontwikkeling van de sociale kwestie.

Analyse van Hedendaagse Impact:
Identificeer de blijvende effecten van de sociale kwestie op de hedendaagse maatschappij.
Analyseer de relevantie van de sociale kwestie voor hedendaagse kwesties zoals inkomensongelijkheid, sociale mobiliteit, en de rol van de overheid in het welzijn van haar burgers.

Verbanden Leggen:
Verken hoe de concepten van sociale rechtvaardigheid en solidariteit zich hebben ontwikkeld sinds de tijd van de sociale kwestie en hoe ze nog steeds relevant zijn in de moderne wereld.

Slide 7 - Tekstslide

A: ik volg de les klassikaal

B: ik ga zelfstandig aan de slag met het lesdoel.
A
Klassikaal
B
Zelfstandig

Slide 8 - Quizvraag

Naast fabriekswerk werd er ook nog steeds veel thuiswerk gedaan. Zoals hier, waar een gezin eten aan het sorteren is. Ook in de landbouw werkten veel kinderen mee met hun ouders.

Slide 9 - Tekstslide

Ontstaan van zware industrie
  • Staalindustrie (Hoogovens, IJmuiden)

  • Mijnbouw (steenkolenmijnen, Zuid-Limburg)

  • Petrochemie (aardolie, Rotterdam/Nederlands-Indië)

Slide 10 - Tekstslide

Vervoer verandert
  • Reizen wordt sneller en goedkoper (auto's worden goedkoper)

  • Eerst elektrische trein rijdt in 1909 tussen Den Haag en Rotterdam

  • Vliegen wordt steeds interessanter voor personen en goederen (Schiphol, 1916)

Slide 11 - Tekstslide

Communicatie
  • Trein vervangt postkoets

  • Brief wordt (soms) vervangen door telegrafie...

  • ... en telefoon vervangt telegrafie

  • De snelheid van het leven neemt toe en Nederland wordt meer een eenheid (de andere kant van het land is niet meer zo ver weg)

Slide 12 - Tekstslide

Elektriciteit
  • Zorgde tussen 1860-1914 tot Tweede Industriele Revolutie (staal, spoorwegen, elektriciteit en chemicaliën)

  • Belangrijke uitvinders die stroom populair hebben gemaakt: Thomas Edison en Nicolai Tesla

  • Steeds meer huishoudelijke toepassingen

Slide 13 - Tekstslide

Steden veranderen
  • Steden groeien enorm door werkgelenheid: arbeiderswijken

  • Stadsmuren worden weggehaald

  • Nieuwe dingen vragen aanpassingen: verharde wegen, trottoirs en trambanen

Slide 14 - Tekstslide

Bevolking groeit
  • Besmettelijke ziektes kunnen beter worden aangepakt

  • Betere riolering en watervoorziening

  • Betere medicijnen

  • Nieuwe manier van bouwen zorgt voor meer ruimte (afbraak stadsmuren)


Slide 15 - Tekstslide

De verdeling van de beroepsbevolking 
in Nederland in sectoren.

Slide 16 - Tekstslide

SOCIALE KWESTIE
Het probleem van armoede en de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Afmaken:
§5


Klaar? In stilte even iets voor jezelf doen op de iPad.
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Marxisme
  • Karl Marx (1818-1883)
  • 1848 Communistisch manifest
  • Onrechtvaardige klassenstrijd tussen rijke en arme burgers
(bourgeosie-proletariaat)

Slide 19 - Tekstslide

Marx voorspelde vijf fasen van de revolutie:
  1. Concentratie- en cummulatiefase
  2. Verelendung
  3. Revolutie
  4. Dictatuur van het proletariaat, overgangsfase, strakke leiding
  5. Communistische heilstaat

Slide 20 - Tekstslide

  • Karl Marx schreef zijn ideeën op in Het Communistisch Manifest en later in Das Kapital

  • Toen Marx in 1883 stierf was er nog nergens een revolutie van arbeiders geweest en bestond het communisme alleen op papier

  • Op zijn graf in Londen staat: "Arbeiders aller landen verenigt U"

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

1894 oprichting SDAP

Leider: Troelstra
Doel: Sociale Kwestie aanpakken
Middel: invoering algemeen kiesrecht

Slide 23 - Tekstslide

Sociale wetgeving
Het kinderwetje van Van Houten
  • De liberalen waren bang voor opstanden van arbeiders (socialistische revolutie).
  • Samuel van Houten ziet dat sociale wetgeving nodig is om dit te vermijden.
  • In 1874 Kinderwetje van Van Houten: verbod op kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken.


Andere sociale wetten: 
1900 leerplichtwet: kinderen van 6-12 moeten naar school/ thuis onderwijs krijgen
1901 woningwet: er komen eisen aan woningen, het aantal bewoners, veiligheid en hygiëne etc.
1901 ongevallenwet: uitkering van 70% van het loon na ernstig bedrijfsongeval
1919 invoering 45-urige werkweek, 8-urige werkdag

Slide 24 - Tekstslide

Bij welke stoming hoort de tekenaar? Leg uit!
Welke symbolen worden gebruikt?

Slide 25 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 26 - Quizvraag

Marx is:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 27 - Quizvraag

Wie is deze persoon?
A
Lenin
B
Nicolaas II
C
Raspoetin
D
Marx

Slide 28 - Quizvraag

Welke partij richt Troelstra op?
A
RKSP
B
ARP
C
SDB
D
SDAP

Slide 29 - Quizvraag

Algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd in
A
1901
B
1918
C
1917
D
1919

Slide 30 - Quizvraag

Hieronder staan drie vormen van kiesrecht.

Zet deze drie vormen in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later)
A
Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Censuskiesrecht
B
Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht
C
Algemeen mannenkiesrecht--> Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht
D
Censuskiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht

Slide 31 - Quizvraag

(Af)maken
§5



Klaar? In stilte even iets voor jezelf doen op de iPad.

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig werken: lever hier de uitwerking in.

Slide 33 - Open vraag