De komst van het socialisme

De komst van het socialisme
Leerdoelen: aan het einde van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie inhoudt en wie het opnamen het voor de lagere klassen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De komst van het socialisme
Leerdoelen: aan het einde van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie inhoudt en wie het opnamen het voor de lagere klassen.

Slide 1 - Tekstslide

Veel kinderen moesten werken in fabrieken. Zo zorgden ze voor extra inkomsten, want de meeste arbeidersgezinnen waren erg arm. Ze konden maar net rondkomen. 

Slide 2 - Tekstslide

Naast fabriekswerk werd er ook nog steeds veel thuiswerk gedaan. Zoals hier, waar een gezin eten aan het sorteren is. Ook in de landbouw werkten veel kinderen mee met hun ouders.

Slide 3 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 4 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 5 - Tekstslide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem I wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 6 - Tekstslide

Industriële revolutie in Nederland
  • Tweede helft 19e eeuw (1850-1900)
  • mannen, vrouwen en kinderen in fabrieken
  • lage lonen, slechte omstandigheden



Slide 7 - Tekstslide

SOCIALE KWESTIE
Het probleem van armoede en de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie.

Slide 8 - Tekstslide

Sociale kwestie
Slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw.
Liberalen waren voor weinig overheidsbemoeienis en voor een vrije economie. 
Maar...liefdadigheid alleen bleek niet genoeg om armen te helpen. 

Slide 9 - Tekstslide

Marxisme
  • Karl Marx (1818-1883)
  • 1848 Communistisch manifest
  • Onrechtvaardige klassenstrijd tussen rijke en arme burgers
(bourgeosie-proletariaat)

Slide 10 - Tekstslide

Marx voorspelde vijf fasen van de revolutie:
  1. Concentratie- en cummulatiefase
  2. Verelendung
  3. Revolutie
  4. Dictatuur van het proletariaat, overgangsfase, strakke leiding
  5. Communistische heilstaat

Slide 11 - Tekstslide

  • Karl Marx schreef zijn ideeën op in Het Communistisch Manifest en later in Das Kapital

  • Toen Marx in 1883 stierf was er nog nergens een revolutie van arbeiders geweest en bestond het communisme alleen op papier

  • Op zijn graf in Londen staat: "Arbeiders aller landen verenigt U"

Slide 12 - Tekstslide

Communisten en socialisten / sociaal-democraten krijgen
 een meningsverschil over hoe de heilstaat te bereiken:
Verelendung kwam niet uit: arbeiders kregen het dankzij invoering van sociale wetten iets beter in plaats van slechter.

-Communisten houden vast aan Marx: willen revolutie.
-Socialisten/ sociaal democraten willen algemeen kiesrecht, en dan via het parlement sociale wetten invoeren waardoor arbeiders het beter krijgen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

1894 oprichting SDAP

Leider: Troelstra
Doel: Sociale Kwestie aanpakken
Middel: invoering algemeen kiesrecht

Slide 15 - Tekstslide

Oprichting van vakbonden, vanaf 1872
  • Arbeiders machteloos, je kon zomaar ontslagen worden
  • Ze gingen vakbonden oprichten om voor hun belangen op te komen (meer loon, kortere werkdagen, betere arbeidsomstandigheden)
  • Vakbonden gingen voor werknemers onderhandelen (ze konden dreigen met staken)

Slide 16 - Tekstslide

Sociale wetgeving
Het kinderwetje van Van Houten
  • De liberalen waren bang voor opstanden van arbeiders (socialistische revolutie).
  • Samuel van Houten ziet dat sociale wetgeving nodig is om dit te vermijden.
  • In 1874 Kinderwetje van Van Houten: verbod op kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken.


Andere sociale wetten: 
1900 leerplichtwet: kinderen van 6-12 moeten naar school/ thuis onderwijs krijgen
1901 woningwet: er komen eisen aan woningen, het aantal bewoners, veiligheid en hygiëne etc.
1901 ongevallenwet: uitkering van 70% van het loon na ernstig bedrijfsongeval
1919 invoering 45-urige werkweek, 8-urige werkdag

Slide 17 - Tekstslide

1874
Eerste sociale wet: die moest een einde maken aan kinderarbeid. Kinderen onder de 12 mochten niet meer in fabrieken werken.
Er werd weinig gecontroleerd op kinderarbeid in fabrieken na de wet van 1874. Ook al zou dat wel gebeurd zijn, hoezo was er dan nog steeds geen einde aan kinderarbeid door deze wet?
1901
In 1901 werd kinderarbeid echt moeilijker: door de invoering van de leerplicht. Alle kinderen van 6 tot 12 moesten vanaf toen naar school. Dat werd ook gecontroleerd.

Slide 18 - Tekstslide

Bij welke stoming hoort de tekenaar? Leg uit!
Welke symbolen worden gebruikt?

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijke personen, begrippen en jaartallen
  • vanaf ca 1870 NL industrialiseert
  • sociale kwestie
  • kapitalisme
  • socialisme, Karl Marx
  • communisme
  • 1848 nieuwe liberale grondwet
  • sociaal-democraten
  • sociale wetten (eerste sociale wet: Kinderwetje van Van Houten 1874)
  • politieke partijen
  • vakbonden (vanaf 1872)
  • 1917 algemeen mannenkiesrecht

Slide 20 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 21 - Quizvraag

Marx is:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 22 - Quizvraag

Wie is deze persoon?
A
Lenin
B
Nicolaas II
C
Raspoetin
D
Marx

Slide 23 - Quizvraag

Welke partij richt Troelstra op?
A
RKSP
B
ARP
C
SDB
D
SDAP

Slide 24 - Quizvraag

Algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd in
A
1901
B
1918
C
1917
D
1919

Slide 25 - Quizvraag

Hieronder staan drie vormen van kiesrecht.

Zet deze drie vormen in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later)
A
Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Censuskiesrecht
B
Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht
C
Algemeen mannenkiesrecht--> Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht
D
Censuskiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht

Slide 26 - Quizvraag

Leerdoelen: aan het einde van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie inhoudt en wie het opnamen het voor de lagere klassen.

Slide 27 - Tekstslide