19 - 1HVD - Spelling 1.9 en Fictie 2.1

WELKOM 1D :)
Planning van deze les:

  • Vragen SO
  • Spelling

Volgende lesuur
  • Fictie hoofdstuk 2.1 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 1D :)
Planning van deze les:

  • Vragen SO
  • Spelling

Volgende lesuur
  • Fictie hoofdstuk 2.1 

Slide 1 - Tekstslide

Bekentenis:
Ik ben vergeten het huiswerk op te geven! 

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk hoofdstuk 1.7 (Grammatica zinsdelen) en 1.8 (Grammatica woordsoorten). Je hebt hierover vrijdag een SO.

Welke vraag heb je over de leerstof?

Slide 3 - Open vraag

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 13, 14 en 16 van hoofdstuk 1.9 (Spelling)
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Eerst 5 minuten zonder hulp, daarna loop ik rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot iedereen klaar is
Klaar
Maak van hoofdstuk 2.1 (Fictie) opdracht 1, 2 en 3

Slide 4 - Tekstslide

                   Individueel werken 
Wat
Maak van hoofdstuk 1.9 (Spelling) opdracht 13 --> hiermee volgende keer weer starten (is geen huiswerk)

Al klaar? Maak van hoofdstuk 2.1 (Fictie) opdracht 1, 2 en 3
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot iedereen klaar is met opdracht 13
Klaar
Lees in je leesboek 
Geen leesboek bij je? Werk alvast verder: lees de leerteksten (blauwe teksten) op bladzijde 73 en maak opdracht 4 t/m 6, 8, 9 en 10 

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 13

Slide 6 - Tekstslide

                   Samenwerken
Wat
Vertel elkaar waarom de volgende werkwoorden goed gespeld zijn: 

'Ik vind jou aardig'
'Hij vindt jou aardig'
'Vind jij hem aardig?'
Het evenement vindt plaats op donderdag.

Hoe
In tweetallen  
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
5 minuten
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Hier gebruik je de:



  • Bij ik - ik fiets / ik vind
  • Bij je of jij achter de persoonsvorm - fiets jij graag? / vind jij dat? 
  • Bij de gebiedende wijs - 'Fiets door!' / 'Vind de schat!' 
Hier gebruik je de:



  • Bij je of jij voor de persoonsvorm - jij fietst / jij vindt dat lekker 
  • Bij hij, zij of het - hij fietst / hij vindt dat moeilijk 

Dit geldt voor regelmatige werkwoorden. 

Uitzondering: onregelmatige werkwoorden (bijvoorbeeld 'hebben' en 'zijn')
ik-vorm                  
ik-vorm + t                  

Slide 8 - Tekstslide

Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma? 
1. Bij een opsomming
Kip, patat en appelmoes

2. Als je iemand aanspreekt
Piet, hoe gaat het met je? 

3. Tussen twee persoonsvormen
Als je wilt, kun je ook meedoen.

4. Voor woorden zoals want, maar en omdat
Fietsvakantie is leuk, omdat je zoveel van de omgeving ziet. 

Slide 10 - Tekstslide

Samenwerken
timer
10:00
Wat
Ga naar de link in Teams ('Test - welke boeken passen bij jou?')

Vul de test in voor degene naast jou, je mag daarbij overleggen. 
Kies een boek voor de ander. 
Lees samen de informatie over het boek. Bespreek met elkaar de volgende vragen:  lijkt het jou een leuk boek? Waarom wel/niet? 

Wissel dan van rol. 

Hoe
In tweetallen 
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
10 minuten
Uitkomst
We bespreken klassikaal welke boeken jullie aan elkaar hebben aangeraden.
Klaar
Vul de test voor jezelf in en kijk bij de boeken die eruit komen. 

Slide 11 - Tekstslide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak van hoofdstuk 2.1 (Fictie) opdracht 1, 2 en 3
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Eerst 5 minuten zonder hulp, daarna loop ik rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot het einde van de les
Klaar
Lees in je leesboek 

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag - SO
  • Leerstof:
Grammatica zinsdelen (hoofdstuk 1.7) en Grammatica woordsoorten (hoofdstuk 1.8).

Hoe bereid je je voor op deze SO?
  • Leer de leerteksten (blauwe teksten) uit hoofdstuk 1.7 en 1.8
  • Oefen online bij Talent met 'Test jezelf' en 'Oefentoets' van hoofdstuk 1.7 en 1.8.

  • Grammatica zinsdelen (persoonsvorm, zinsdeelstrepen of onderwerp) extra oefenen? 
  • Ga naar Talent > 1.7 > 'Versterk jezelf' > ontleden zinsdelen > persoonsvorm / onderwerp / zinsdeelproef.

  • Grammatica woordsoorten (zelfstandig naamwoord, onbepaald en bepaald lidwoord of werkwoord) extra oefenen? 
  • Ga naar Talent > 1.8 > 'Versterk jezelf' > ontleden woordsoorten > lidwoord / zelfstandig naamwoord / werkwoord








Slide 13 - Tekstslide