2 havo grammatica NG en WG
1 / 22
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
naamwoordelijk gezegde
Slide 2 - Woordweb
werkwoordelijk gezegde
Slide 3 - Woordweb
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (ww.deel) en een naamwoordelijk deel (nw.deel).
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Als er een koppelwerkwoord in de zin staat, is er altijd sprake van een naamwoordelijk gezegde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
De werkwoorden:
'worden, zijn, blijken, blijven, lijken en schijnen'
kunnen koppelwerkwoorden zijn.
'worden, zijn, blijken, blijven, lijken en schijnen'
kunnen koppelwerkwoorden zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (ww.deel) en een naamwoordelijk deel (nw.deel).
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Het naamwoordelijk deel van het ng deel geeft een kenmerk of eigenschap van iemand (of iets).
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd alleen uit werkwoorden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Jeffrey gaat morgen een uurtje schaatsen.
Het werkwoord 'gaat' geeft aan wat Jeffrey doet. Gaat is dus het belangrijkste werkwoord in de zin.
Het werkwoord 'gaat' geeft aan wat Jeffrey doet. Gaat is dus het belangrijkste werkwoord in de zin.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Is er sprake van een WG of NG?
Vorige week is mijn zusje hard van de fiets gevallen.
Vorige week is mijn zusje hard van de fiets gevallen.
A
WG
B
NG
Slide 11 - Quizvraag
Is er sprake van een WG of NG?
Voor de meeste mensen zal dit raadselachtig blijven.
Voor de meeste mensen zal dit raadselachtig blijven.
A
WG
B
NG
Slide 12 - Quizvraag
Is er sprake van een WG of NG?
De inbreker zal door de politie gefouilleerd worden.
De inbreker zal door de politie gefouilleerd worden.
A
WG
B
NG
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Tegenwoordig zijn veel jongeren aan het sporten in sportscholen.
Tegenwoordig zijn veel jongeren aan het sporten in sportscholen.
A
zijn
B
zijn aan het sporten
C
zijn sporten
D
Geen WG
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Naar welke leerlingen worden deze e-mails gestuurd?
Naar welke leerlingen worden deze e-mails gestuurd?
A
worden
B
worden gestuurd naar
C
worden gestuurd
D
Geen WG
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
Mijn zusje / is / vorige week / vijf jaar / geworden.
Mijn zusje / is / vorige week / vijf jaar / geworden.
A
is geworden
B
is [vorige week] geworden
C
is [vijf jaar] geworden
D
is vorige week 5 jaar geworden
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
Vanwege het koude weer / word / ik / snel / koud.
Vanwege het koude weer / word / ik / snel / koud.
A
word [koud]
B
word [ik] koud
C
word [ik snel koud]
D
word [ik koud]
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?
Tot onze verrassing / bleek / de nieuwe klasgenoot / heel humoristisch / te zijn.
Tot onze verrassing / bleek / de nieuwe klasgenoot / heel humoristisch / te zijn.
A
bleek
B
bleek [heel humoristisch] te zijn
C
bleek te zijn
D
[heel humoristisch]
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?
De laatste topprestatie van Mark Tuitert was zeer opvallend.
De laatste topprestatie van Mark Tuitert was zeer opvallend.
A
was
B
was [zeer opvallend]
C
[zeer opvallend]
D
was [van Mark Tuitert]
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?
Sjors / wil / graag / slimmer / lijken/ dan zijn klasgenoten .
Sjors / wil / graag / slimmer / lijken/ dan zijn klasgenoten .
A
wil
B
wil lijken
C
wil [slimmer] lijken
D
wil [slimmer]
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?
Halfvolle melk / schijnt / voor jongeren / ongezond/ te zijn.
Halfvolle melk / schijnt / voor jongeren / ongezond/ te zijn.
A
schijnt
B
schijnt [ongezond]
C
schijnt [ongezond] te zijn
D
schijnt te zijn
