Klare taal 16: dit/dat, deze/die

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Dit/dat, deze/die

Theorie

Welke is fout?

1. Deze boek is van mij
2. Dit meisje gaat weg
3. Dat kind is vervelend
4. Die huizen zijn groot

Het schema 

	Dichtbij	Ver weg
De-woorden	Deze	Die
Het-woorden	Dit	Dat

Dus

Deze foto is mooi (de foto)

Die leerlingen zijn slim (de leerlingen)

Dit boek is goed (het boek)

Dat huis is groot (het huis)

Maar

Deze vis is groot -> Dit is een grote vis (de vis) 

Die ballon is mooi -> Dat is een mooie ballon (de ballon)

Dit boek is goed -> Dit is een goed boek (het boek)

Dat horloge is duur -> Dat is een duur horloge (het horloge)

Voorbeeld

Wat zijn dat? Dat zijn knikkers.

Zijn die knikkers van jou? Nee, die knikkers zijn van mijn zusje

Deze of dit?

1. Deze vrouwen gaan wandelen
2. Dit vrouwen gaan wandelen

Deze of dit?

1. Dit meisje is moe
2. Deze meisje is moe

Die of dat?

1. Die pen schrijft goed
2. Dit pen schrijft goed

Vul in: Deze of dit
Is ................. tas van jou?

Vul in: die of dat
.............. huis is groot.

Goed gedaan!