Herhaling periode 2

Stil Lezen
timer
15:00
Stil lezen!
Ik zie je lezen. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stil Lezen
timer
15:00
Stil lezen!
Ik zie je lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling periode 2

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we herhalen?
  • Hoofdletters & leestekens
  • Laatste letter -d of -t
  • Ik-vorm van een werkwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters
Zo gebruik je hoofdletters
Schrijf een hoofdletter:
  • Aan het begin van een zin: Het was schitterend weer dit weekend.
  • Bij namen: Amber, Hajar, Utrecht, Amsterdamsestraatweg, Frankrijk, Walibi ect.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom gebruik je hoofdletters?

Slide 5 - Open vraag

Leestekens
Zo gebruik je punten en vraagtekens
  • Gebruik een punt bij gewone zinnen: De winter begint op 21 december.
  • Zet na een vraag een vraagteken: Wat zullen we in het weekend gaan doen?

Slide 6 - Tekstslide

Vul de juiste leestekens en hoofdletters in:

pas je op

Slide 7 - Open vraag

Laatste letter -d of -t
Zo schrijf je het einde op -d of -t
Gebruik de verlengproef: maak het woord langer. (e, en, of eren)
Luister goed:
Hoor je een -d dan schrijf je een -d
Hoor je een -t dan schrijf je een -t

Slide 8 - Tekstslide

Laatste letter -d of -t
verlief(d/t) -> verliefde = verliefd
staar(d/t) -> staarten = staart
run(d/t) -> runderen = rund
beroem(d/t) -> beroemde = beroemd

Slide 9 - Tekstslide

Hoe weet je of de laatste letter een -d of -t moet zijn?

Slide 10 - Open vraag

Neem het woord over en vul een -d of -t in: schrif...

Slide 11 - Open vraag

Neem het woord over en vul een -d of -t in: bla...

Slide 12 - Open vraag

De ik-vorm van een werkwoord
Voor de spelling van de werkwoorden heb je speciale spellingsregels. In die spelingsregels gebruik je vaak de 'ik-vorm'. De ik-vorm is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter 'ik' komt te staan.


Slide 13 - Tekstslide

ik-vorm van werkwoorden
praten -> ik praat 
zitten -> ik zit  
lopen -> ik loop
Let op! De ik-vorm eindigt nooit met een v of een z of met twee dezelfde medeklinker.
proeven -> ik proef
zetten -> ik zet

Slide 14 - Tekstslide

De ik-vorm van lopen is:

Slide 15 - Open vraag

De ik-vorm van proeven is:

Slide 16 - Open vraag

Ik-vorm t.t. van hebben

Slide 17 - Open vraag

ik-vorm van geven

Slide 18 - Open vraag