1.4 Wat is produceren? 3 havo

1.4 Wat is produceren?

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1.4 Wat is produceren?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen
  • Woordweb
  • 1.4: Wat is produceren?
  • Quiz  over de lesstof
  • Opdrachten paragraaf 1.4 
  • Lesafsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
  • Kan je uitleggen dat er ruil plaatsvindt tussen consumenten en producenten. 
  • Kan je uitleggen hoe er in een bedrijfskolom waarde wordt toegevoegd. 
  • Kan je de omzet, kosten en winst berekenen. 
  • Kan je uitleggen hoe MVO kan worden toegepast door bedrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar geef jij het meeste geld aan uit?

Slide 4 - Woordweb

Het kopen van goederen en diensten = consumeren
We consumeren om in onze behoeften te voorzien. 
De mensen die goederen en diensen kopen noemen we consumenten. 
Het maken van goederen en leveren van diensten = produceren

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De producten die wij consumeren, in dit geval de scooters, worden geleverd door bedrijven. 
Zij produceren goederen in ruil voor geld. Er heeft indirecte ruil plaats gevonden tussen consumenten en producenten. 

Slide 7 - Tekstslide

De producent heeft arbeiders, machines en grondstoffen ingezet om de scooter te maken. 
Elke stap in het proces van grondstoffen naar product, zorgt ervoor dat het product meer waard wordt.  We noemen dit daarom ook wel toegevoegde waarde. 
Alle bedrijven die iets toevoegen aan de productie van de scooter, behoren tot de bedrijfskolom (een model die de stappen weergeeft van grondstof tot eindproduct)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maakt een bedrijf winst?
Bedrijven streven naar winst. ls de totale opbrengst (TO, omzet) hoger is dan de totale kosten (TK) maak je winst. Alleen dan zijn bedrijven bereid om het product te maken. 

Winst is een belangrijk motief om te gaan ondernemen:
Winst is inkomen voor de eigenaar
Winst is nodig om te kunnen investeren

Om de totale omzet/verkoopopbrengst te berekenen hebben moeten we weten hoeveel producten er zijn verkocht, dit noemen we de afzet.
Omzet = afzet x verkoopprijs 

De totale kosten = De inkoopwaarde van de omzet (inkoop van grondstoffen en producten) + de overige kosten (huur, loon, elektriciteit, reclame). 

 



Slide 9 - Tekstslide

Resultaat positief = winst
Resultaat negatief = verlies

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 
Een scooterwinkel heeft een opbrengst van € 1.248.000 per jaar. De inkoopwaarde was € 780.000.
De overige kosten waren € 350.000.

Totale opbrengsten (omzet) € 1.248.000
Totale kosten € 780.000 + € 350.000 = € 1.130.000 -
Resultaat € 118.000 


Slide 11 - Tekstslide

MVO
MVO = Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Naar winst streven op een duurzame manier van produceren. 

Bedrijven ondernemen dan volgens het triple p principe:
People (goede arbeidsomstandigheden)
Planet (zorgen voor het milieu)
Profit (winst maken)

Slide 12 - Tekstslide

Het kopen van goederen en diensten
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 13 - Quizvraag

De ruil tussen consumenten en producenten
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 14 - Quizvraag

Maak de formule compleet:

Omzet = .... x verkoopprijs
A
resultaat
B
kosten
C
Inkoopwaarde
D
Afzet

Slide 15 - Quizvraag

Een bedrijf maakt verlies als ...
A
De kosten hoger zijn dan de opbrensten
B
De opbrengsten hoger zijn dan de kosten

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Maken opdracht 38-47 (blz. 20-23)

Klaar? 
Kijk je opdrachten na of maak een samenvatting van het hoofdstuk. 

Slide 17 - Tekstslide

Lesafsluiting

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 38-47 (blz. 20-23)

Slide 19 - Tekstslide