Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Spelling klas 1
Spelling klas 1
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
40 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Spelling klas 1
Slide 1 - Tekstslide
Wél hoofdletters
Slide 2 - Tekstslide
Geen hoofdletters
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci
Slide 4 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic
Slide 5 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen
Slide 6 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December
Slide 7 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 8 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente
Slide 9 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland
Slide 10 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau
Slide 11 - Quizvraag
11 leerlingen zijn aan het lezen.
Is 'leerlingen' met hoofdletter of zonder?
A
leerlingen
B
Leerlingen
Slide 12 - Quizvraag
's morgens eet ik altijd een ei.
A
'S morgens
B
's morgens
C
's Morgens
D
'S Morgens
Slide 13 - Quizvraag
Leestekens
Je gebruikt een punt bij een normale zin
Je gebruikt een uitroepteken bij een uitroep
Je gebruikt een vraagteken bij een vraag
Ga jij morgen naar school?
Ga weg!
Ik pak mijn etui.
Slide 14 - Tekstslide
s
's
e
a
é
i
eau
u
ui
o
ie
y
Meervoud op -s of - 's
camera- camera's cadeau - cadeaus
Slide 15 - Tekstslide
Meervouden op -en
Enkv. die eindigen op een medeklinker worden verdubbeld
Pen - Pennen
Enkv. met een lange klank krijgen in het mv. maar één klinker
Muur - muren
Enkv. die eindigen op een f krijgen een v, en s krijgt een z
Luis - Luizen, Wolf - Wolven
Uitzondering: fotograaf - fotografen, kaars - kaarsen
Slide 16 - Tekstslide
Latijnse meervouden
Eum wordt eums of ea
us wordt ici
Museum - museums/musea
Politicus - politici
Slide 17 - Tekstslide
meervoud
A
kroketten
B
kroketen
Slide 18 - Quizvraag
Meervoud
A
garages
B
garage's
Slide 19 - Quizvraag
Meervoud van fotograaf?
A
Fotografen
B
Fotograven
Slide 20 - Quizvraag
Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's
Slide 21 - Quizvraag
Meervoud
A
cafées
B
cafees
C
cafés
D
café 's
Slide 22 - Quizvraag
Meervouden
A
cavias
B
cavia's
C
caviaen
D
caviaën
Slide 23 - Quizvraag
Meervouden
A
museums
B
musea
C
museas
Slide 24 - Quizvraag
Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren
Slide 25 - Quizvraag
Hoe schrijf je verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken door -je erachter te plakken. vb: huis -> huis
je
Soms moet je nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
film - film
pje
tafel - tafel
tje
slang - slang
etje
Slide 26 - Tekstslide
Uitzondering 1: ng -> nkje/etje
Bij woorden die eindigen op -ng, schrijf je het verkleinwoord met -nkje of - etje
Voorbeelden:
poging - pogin
kje
woning - wonin
kje
ring - ring
etje
Slide 27 - Tekstslide
Uitzondering 2: lange klinker
Bij verkleinwoorden die eindigen op een
lange klinker
(a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord.
Voorbeelden:
oma - om
aa
tje
café - caf
ee
tje
auto - aut
oo
tje
paraplu - parapl
uu
tje
Slide 28 - Tekstslide
Uitzondering 3: i -> ietje
Bij verkleinwoorden die eindigen op een
i
, schrijf je -ietje.
Voorbeelden:
taxi - tax
ie
tje
ski - sk
ie
tje
tosti - tost
ie
tje
Slide 29 - Tekstslide
Uitzondering 4: -y
Bij verkleinwoorden die eindigen op een -y, schrijf je een apostrof (een hoge komma).
Voorbeelden:
baby - baby
'tje
lolly - lolly
'tje
hobby - hobby
'tje
Slide 30 - Tekstslide
Uitzondering 5: cijfer- en letterwoorden
Bij cijfer- en letterwoorden, schrijf je ook een apostrof (hoge komma).
Voorbeelden:
mp3 - mp3
'tje
s - s
'je
usb - usb
'tje
A4 - A4
'tje
Slide 31 - Tekstslide
Verkleinwoorden
A
musea
B
museumpje
C
museumtje
D
museum'pje
Slide 32 - Quizvraag
Verkleinwoorden
A
skietje
B
ski'tje
Slide 33 - Quizvraag
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje
Slide 34 - Quizvraag
Verkleinwoorden
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je
Slide 36 - Quizvraag
Verkleinwoorden
A
harinkje - omaatje - cafeetje
B
haringetje - omaatje - cafeetje
C
harinkje - omaatje - cafétje
D
harinkje - oma'tje - cafétje
Slide 37 - Quizvraag
Verkleinwoorden
A
woningkje
B
woninkje
Slide 38 - Quizvraag
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje
Slide 39 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Verkleinwoorden
December 2021
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
Maart 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
Maart 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
Januari 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
T2: taalverzorging H5
Juni 2023
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
5. Verkleinwoorden
Oktober 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
November 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
verkleinwoorden (taalverzorging)
November 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2