In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Literatuurbegrippen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is fictie? Je mag ook voorbeelden geven.
Slide 2 - Open vraag
Literatuur
Literatuur = fictieteksten met een diepere laag. Het tegenovergestelde van lectuur. Kenmerken zijn:
originaliteit
complexiteit
onvoorspelbaarheid
een bijzondere stijl
Slide 3 - Tekstslide
Bij literatuur wil de schrijver de mensen laten nadenken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
In lectuur is het taalgebruik vaak eenvoudig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
In literatuur hebben boeken vaak een happy end.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Proza
Verhalende teksten die niet rijmen.
Tegenovergestelde van poëzie. De volle breedte van de pagina wordt gebruikt, in tegenstelling tot poëzie.
Slide 7 - Tekstslide
A
Dit is proza
B
Dit is poëzie
Slide 8 - Quizvraag
Overige begrippen
Een roman is een boekvullend fictief (verzonnen) verhaal.
Een boek kan autobiografisch zijn, dat betekent dat de schrijver over zijn/haar eigen leven vertelt.
De stijl zegt iets over de manier waarop het verhaal geschreven is, denk aan: woordkeus, opbouw van zinnen, gebruik van humor, simpel of juist uitgebreid omschreven.