Opfrisles Thema 4 DNA

Anatololacerta pelasgiana
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Anatololacerta pelasgiana

Slide 1 - Tekstslide

Doel van dit jaar

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Planning komende weken
Afronden thema 4 DNA boek 5B
DNA LAB

Altijd mee naar de les:
Werkboek + BiNaS + pen

Slide 4 - Tekstslide

Opfrisles Thema 4 DNA

Slide 5 - Tekstslide

Eén van de ketens in het DNA-molecuul heeft de volgende structuur:
C - T- G- A- T- A- C (keten 1)
Hoe ziet het volledige DNA-molecuul eruit? Geef de complementaire keten (dit is keten 2).

Slide 6 - Open vraag

DNA bevat ...
A
informatie voor de eigenschappen die je ziet
B
chromosomen
C
het genoom
D
informatie voor de erfelijke eigenschappen

Slide 7 - Quizvraag

DNA is opgebouwd uit ...
A
stikstofbasen
B
stikstofbasen en een fosfaatgroep
C
stikstofbasen, een fosfaatgroep en desoxyribose
D
stikstofbasen en desoxyribose

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, base, nucleotide

Slide 9 - Quizvraag

enkelstrengs DNA
ssDNA
dubbelstrengs DNA
dsDNA

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van stikstofbasen
D
de volgorde van genen

Slide 11 - Quizvraag

Niet coderend-DNA heeft
A
geen functie
B
een regulerende functie
C
verslaving tot gevolg
D
een coderende functie

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste woorden.

Het grootste deel van het DNA bestaat uit...... DNA. De functie hiervan is .......
A
coderend , eiwitsynthese
B
niet coderend , eiwitsynthese
C
coderend, reguleren van de eiwitsynthese
D
niet coderend, reguleren van eiwitsynthese

Slide 13 - Quizvraag

In welk deel van de celcyclus vind DNA replicatie plaats?
A
G1 fase
B
G2 fase
C
S fase
D
M fase

Slide 14 - Quizvraag

DNA-replicatie

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoe heet het enzym dat nodig is om nieuwe nucleotiden in te bouwen in een DNA molecuul?
A
DNA-synthase
B
DNA-polymerase
C
DNA-helicase
D
DNA-fantastase

Slide 17 - Quizvraag

DNA helicase is het enzym dat...
A
zal zorgen voor de ontwinding van DNA
B
breekt de DNA keten open
C
houdt de DNA keten open
D
het DNA verdubbelt

Slide 18 - Quizvraag

Zie plaatje: Hoe noemen we de met 'b' aangegeven lijn van het DNA?
A
Okazaki fragment
B
Volgende streng
C
DNA polymerase III
D
Leidende streng

Slide 19 - Quizvraag

Wat doet DNA-ligase?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Herhaling Basisstof 2 (2)
DNA-replicatie

DNA begint bij een replicatiestartpunt, de waterstofbruggen tussen de basenparen wordt verbroken door het enzym helicase. Als de twee strengen uit elkaar gaan ontstaat een replicatiebel.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Prokaryoten hebben geen telomeren. Leg uit waarom dat zo is.

Slide 24 - Open vraag

vraag 8

Slide 25 - Tekstslide

PCR (kunstmatige DNA replicatie)
  • DNA verhit, DNA strengen gaan uit elkaar (denaturatie)
  • Primers hechten zich aan DNA strengen
  • DNA-polymerase gaat vanaf primer op 3'-uiteinde keten verlengen
  • Twee dubbele strengen ontstaan

Slide 26 - Tekstslide

PCR: welke twee primers kunnen gebruikt worden voor replicatie van dit gen?
A
5' ATA 3' 5' GCC 3'
B
3' ATA 5' 3'GCC 5'
C
3' TAT 5' 3' GGG 5'
D
5' TAT 3' 5' GGG 3'

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel PCR-cycli zijn weergegeven in tabel 71M?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 28 - Quizvraag

Wat is niet waar over het telomeer?




A
Celdeling is beperkt door de lengte van telomeren
B
De telomeerlengte kan verlengen tijdens het leven.
C
Een telomeer bevat geen coderend DNA
D
Een telomeer is een deel waarin repetitief DNA ligt.

Slide 29 - Quizvraag

Welk kenmerk van ons erfelijk materiaal is niet universeel bij levende organismen?
A
De aaneenschakeling van desoxyribose en fosfaat
B
De aanwezigheid van 4 basen: A, C, T en G
C
De aanwezigheid van twee complementaire strengen
D
De sequentie van de nucleotiden

Slide 30 - Quizvraag

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 31 - Sleepvraag

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 32 - Quizvraag

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 33 - Quizvraag

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 34 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 35 - Quizvraag

Codon en drielettercodes
  • Codon  = triplet (3 basen bijv. ATT)
  • De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.
  • Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.


BINAS Tabel 71G

Slide 36 - Tekstslide

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden (onderin) vormen anticodon, binden aan codon mRNA

Slide 37 - Tekstslide

Ribosoom
  • twee delen
  • drie tRNA-bindingsplaatsen
  • mRNA-bindingsplaats
  • mRNA afgelezen van 5' naar 3'

A = Arrival
P = Placement
E = Exit

Slide 38 - Tekstslide

DNA-replicatie en transcriptie altijd van 3' 
naar 5'- kant aflezen,

Translatie is van 5' naar 3-kant aflezen!!

Slide 39 - Tekstslide

Ribosoom

Slide 40 - Tekstslide

Snel, veel eiwitten maken

Polyribosomen: clusters van ribosomen

Release-factor: bindt aan stopcodon in mRNA = loslaten aminozuurketen + ribosoom valt uiteen

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide