§1.2 Kiezen of delen

Als ik je nu € 10 geef,
waar besteed je dat dan aan?
A
Koffietje in de stad
B
Game in-app aankopen
C
Beleggen via een app
D
Kleding
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Als ik je nu € 10 geef,
waar besteed je dat dan aan?
A
Koffietje in de stad
B
Game in-app aankopen
C
Beleggen via een app
D
Kleding

Slide 1 - Quizvraag

Wat zou jij het laatste uur
willen doen?
A
Een uurtje eerder vrij
B
Met de klas film kijken
C
Met de klas ijsjes eten
D
Gewoon les volgen

Slide 2 - Quizvraag

Uitleg
Behoeften > Alles wat je graag zou willen (hebben, doen ..)

Middelen om in die behoeften te voorzien (geld, tijd ..)

Middelen zijn beperkt en behoeften zijn onbeperkt.
Dus is er schaarste

Middelen zijn beperkt aanwezig en  alternatief aanwendbaar.
> Je moet kiezen voor welke behoeften je ze gebruikt.

Schaarste is niet hetzelfde als zeldzaam > auto's zijn schaars

Slide 3 - Tekstslide

Keuzeprobleem

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Hebben we enkele begrippen uit de vorige les herhaald
  • Heb je naast de kosten-baten analyse ook inzicht in het begrip opofferingskosten
  • Kun je informatie verwerken met een budgetlijn

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
  • Hoe kies je de behoefte waaraan je je middelen wilt besteden?
  • Economen kiezen voor het grootste voordeel
  • De aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten (of baten) 
  • het grootst zijn t.o.v. de kosten.

  • Opbrengsten > geld of wat je er in euro's voor over zou hebben.
  • Kosten > geld of wat je er in euro's voor over zou hebben om het 
  • niet te doen (kosten van ongerief, van ongemak of last).

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de beste aanwendingsrichting van een middel?
Baten = Hoeveel voordeel ervaar ik bij deze aanwendingsrichting?
Kosten = hoeveel nadeel ervaar ik bij deze aanwendingsrichting


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld: Economische keuze onderbouwen

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg paragraaf 1.2
Pak je pen & economieschrift om aantekeningen te maken!

Schrijf onder je laatste aantekeningen:
Paragraaf 1.2 module 1             datum: 02/09/2024

Budgetlijn al bekend? In stilte aan de opgaven beginnen mag.

Slide 10 - Tekstslide

Budget
  • Behoeften zijn onbegrensd
  • Geld is beperkt aanwezig 

  • Men spreekt van een budget dat je hebt om uit te geven

Slide 11 - Tekstslide

Productiecombinaties
Productcombinaties zijn combinaties van producten waar het budget aan is besteed.

vb. Huur & boodschappen

Als de huur omhoog gaat dan kun je minder boodschappen doen 

Slide 12 - Tekstslide

Budgetlijn
  • Geeft alle productcombinaties aan binnen gegeven budget (onder budgetlijn) 
  • <- vb. bron 8 
  • budget = €6
  • 1 l water = €1
  • 1 broodje = €0,75
Beginpunt lijn = als je al het geld opmaakt aan het één, hoeveel je daar dan van kunt kopen.



Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Opdracht
Wat: Opdracht 1 t/m 5 blz. 16 en 17
Hoe: Gebruik je aantekeningen en lees zo nodig nog een keer de leertekst.
Tijd: 15 minuten (10 min stiltemoment, daarna overleggen op fluistertoon) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast aan je huiswerk
Huiswerk: Opdracht 1 t./m 6 blz. 18 en 19 


timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

§1.2 Kiezen of delen

Slide 17 - Tekstslide