1. Pak je schrift en een pen2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde?
2. Haal het werkwoordelijk gezegde uit de onderstaande zinnen:
a. Mijn vriendin heeft de laatste tijd vaak haar huiswerk niet gemaakt.
b. Overmorgen vier ik mijn verjaardag.
c. Over een tijdje gaat mijn broertje verhuizen naar Nieuw Zeeland.
d. De leerlingen joegen de leraar op de kast.