Startrekenen 1F 9.3 Breuken en decimale getallen

Breuken en decimale getallen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Breuken en decimale getallen

Slide 1 - Tekstslide

9.3 Breuken en decimalen: blz. 196
- Je leert een breuk omrekenen naar een decimaal getal
1/10 = 0,1
-Je leert een decimaal getal opschrijven als een breuk
0,6 = 6/10 = 3/5
- Je leert een decimaal getal groter dan een 1 ook als breuk schrijven
2,6 = 2 6/10 = 2 3/5

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een decimaal
getal?

Slide 3 - Woordweb

- Je leert een breuk omrekenen naar een decimaal getal
0
1
0,1
1/10

Slide 4 - Tekstslide

0,1
1/10
0
1
0,2
0,3
0,21 =21/100

Slide 5 - Tekstslide

Theorie blz. 196
Je kunt een breuk omrekenen als decimaal getal. Je rekent de breuk dan om naar een breuk met 10 of 100 als noemer. Daarna schrijf je de breuk op als decimaal getal.

Welk decimaal is gelijk aan 1/5?
1: Reken de noemer om naar 10 of 100
2:  Schrijf de breuk als decimaal getal

Slide 6 - Tekstslide

Samen


Opdracht 19 en 20

Slide 7 - Tekstslide

Theorie blz. 198
Je kunt een decimaal getal ook opschrijven als een breuk. 
Kijk goed achter de komma of het om tienden of honderdsten gaat. Schrijf de breuk op en vereenvoudig zo ver mogelijk.

Welke breuk is gelijk aan 0,8?
1. Schrijf het decimale getal op als breuk van 10 of 100
2. Vereenvoudig de breuk

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Samen


Opdracht 21

Slide 10 - Tekstslide

Theorie blz. 199
Een decimaal getal groter dan 1, kun je ook als breuk opschrijven. Deze breuken bestaan uit een geheel getal en een breuk.

Welke breuk is gelijk aan 2,5
1: Split het getal in eenheden en tienden
2: Vereenvoudig de breuk

Slide 11 - Tekstslide

Samen


Opdracht 22, 23, 24

Slide 12 - Tekstslide