Lezen laatste les voor de toets

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel 
- Je bereidt je voor op de leesvaardigheidstoets van TEA2

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Voorbereiden op de toets m.b.v. uitleg/quiz (20 min)
- Afmaken toetsopdracht Nederlands (Nassim, Lindsey, Soufyan, Luca, Jasmijn, Fabienne en Laith) Verplicht
- Leerlingen die huiswerk niet gemaakt hebben, kunnen dit alsnog doen Keuze: anders Huiswerk vergeten in Magister
- Leerlingen die alles af hebben: voorbereiden op de toets: toetsstof doornemen of oefenen met een tekst met vragen (Dit mag ook thuis)
Keuze

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding 
Hierin wordt duidelijk gemaakt wat het onderwerp van de tekst is. Vaak gebeurt dat met een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of een bijzondere situatie. Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.


Slide 4 - Tekstslide

Slot 
Daar vind je bijvoorbeeld een conclusie of een korte samenvatting. In het slot wordt ook wel naar de toekomst gekeken of er wordt aangehaakt bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is.
Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak het slot, net als bij informatieve teksten op internet

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ziet de indeling van een tekst er vaak uit?
A
Inleiding - middenstuk
B
Titel - inleiding - middenstuk
C
Inleiding - middenstuk - slot
D
Inleiding - deelonderwerpen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 7 - Open vraag

Waar staat de kernzin van een alinea meestal?
A
Meestal staat die in de inleiding.
B
Meestal staat die als eerste of laatste zin van een alinea.
C
Meestal staat die in het midden van de alinea.
D
Dat wisselt - je weet dat nooit van te voren.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de kernzin? 
(1) Alle jongeren moeten op school leren programmeren, omdat dit goed is voor hun algemene ontwikkeling en noodzakelijk voor hun latere kansen op de arbeidsmarkt. (2) Dat is het advies van Platform Onderwijs 2032 over het onderwijs van de toekomst. (3) Digitale vaardigheden zouden nodig zijn om jongeren voor te bereiden op deelname aan de maatschappij. 
(4) Mariëlle Stoelinga, universitair hoofddocent informatica in Twente, pleit voor verplichte programmeerlessen op school, zoals in Engeland en Finland al gebeurt.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de kernzin van deze tekst over programmeren?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Waar kun je tekstverbanden in een tekst terugvinden?
A
Tussen twee woorden
B
Tussen twee zinnen
C
Tussen meerdere alinea's
D
Tussen twee of meerdere woorden, zinnen en alinea's

Slide 11 - Quizvraag

Verbanden die op elkaar lijken
Doel-middel verband (je kiest zelf om iets te doen)
Signaalwoorden: Om … te, met behulp van, daartoe, opdat, door middel van, ten einde, zodat 
Voorbeeld: Je werkt hard om veel geld te verdienen

Oorzaak-gevolg verband (iets gebeurt buiten jouw wil om)
Signaalwoorden: door, doordat, hierdoor, daardoor, waardoor, zodat, vanwege, als gevolg van, het gevolg is, dus 
Voorbeeld: Door de hevige onweersbui zijn er bomen omgevallen. Sommige kwamen op de daken van huizen terecht, waardoor bewoners veel kosten hebben.

Slide 12 - Tekstslide

Oom Ger kijkt nooit een film, maar hij hij leest wel graag een boek.

‘Maar' is een signaalwoord ……… tekstverband
A
tegenstelling
B
tijdsvolgorde
C
opsommend
D
uitleggend

Slide 13 - Quizvraag

Oom Ger doet nooit mee, hij leest namelijk liever een boek.

‘Namelijk' is een signaalwoord ……… tekstverband
A
redengevend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
opsommend

Slide 14 - Quizvraag

Vroeger ging ik weleens schaatsen met mijn ouders, nu niet meer. 
Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld K-pop. 
Mijn vader is nu vaak thuis, maar mijn moeder gaat nog naar haar werk. 
Niet alleen puppy's zijn lief, maar ook kittens!
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Opsommend verband
Chronologisch verband

Slide 15 - Sleepvraag

Uitleg tekstdoel
  • Een schrijver schrijft een tekst met een bepaald doel: amuseren, informeren, overtuigen en/of activeren.





    Slide 16 - Tekstslide

    Oefenen tekstdoel

    Slide 17 - Tekstslide

    De tekst "Tien redenen om hem te dumpen" heeft als tekstdoel
    A
    amuseren
    B
    informeren
    C
    overtuigen
    D
    activeren

    Slide 18 - Quizvraag

    Oefenen tekstdoel

    Slide 19 - Tekstslide

    De tekst "Alleen deze week" van AH heeft als tekstdoel
    A
    amuseren
    B
    informeren
    C
    overtuigen
    D
    activeren

    Slide 20 - Quizvraag

    Oefenen tekstdoel

    Slide 21 - Tekstslide

    De tekst "Herinvoering" van Cals heeft als tekstdoel
    A
    amuseren
    B
    informeren
    C
    overtuigen
    D
    activeren

    Slide 22 - Quizvraag

    Uitleg tekstdoel

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Link

    Extra oefenen voor de toets kan op Nieuw Nederlands 
    (H2 en H3 Lezen Extra Oefenen Lezen)
    Heel veel succes met de toets!!!!!

    Slide 25 - Tekstslide