Nederlands 2-2-2021 Corona

Nederlands 2-2-2021
Aanwezig:
Mohammad, Tamas, Celina, Dirk, Samier, Sebastian, Meron, Tim 




1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 2-2-2021
Aanwezig:
Mohammad, Tamas, Celina, Dirk, Samier, Sebastian, Meron, Tim 




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands 2-2-2021
Wat gaan we vandaag doen:
>herhalen wat de hoofdgedachte van de tekst is
>herhalen wat het hoofdonderwerp van de tekst is
>herhalen wat een deelonderwerp is
>nakijken opdracht 1 tot en met 4 hoofdstuk 3 thema 3
>starten met hoofdstuk 4 schrijven en hier leer je de woorden; doelgroep, informele / persoonlijke taal

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands 2-2-2021
Hoofdgedachten > de belangrijkste boodschap van de schrijver
Hoofdonderwerp > het belangrijkste onderwerp van de tekst
Deelonderwerp > elke alinea heeft een eigen onderwerp 

Alle deelonderwerpen hebben te maken met het hoofdonderwerp 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands 2-2-2021
Nakijken opdracht 1 tot en met 4

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
Formele taal
Informele taal

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Informele taal
R Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek > DOELGROEP
Dit noem je informeel taalgebruik. 
Zo praat je tegen je vrienden, familie of goede bekenden.

Slide 6 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Formele taal
Dit noem je formeel taalgebruik. 
Zo spreek je tegen onbekenden of mensen met wie je met respect om gaat. Je past je taalgebruik dus aan.
R Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek > DOELGROEP

Slide 7 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

R Formele en informele taal
Formele taal
Informele taal
- Je spreekt de ander aan met u.
Je en jou zeggen mag.
Je gebruikt nette taal.
Je mag vlotte taal gebruiken (spreektaal, straattaal, dialect)
Je bent netjes en beleefd.
Grapjes maken mag!

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Nederlands 2-2-2021
Wanneer je een tekst schrijft houd je rekening met de DOELGROEP. 
Als je de DOELGROEP weet kun je kiezen of het INFORMELE of FORMELE taal gebruiken. 

Informele taal > persoonlijke taal > je-vorm
Formele taal > zakelijke taal > officiele dingen wilt regelen > u-vorm

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands 2-2-2021
Opdrachten maken

Thema 3 hoofdstuk 4 opdracht 1 tot en met 4

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies