BSR 19/6 3b Lezen H6

  • Open je boek op blz. 192-193.
  • Laat je iPad in de tas! 
3BD: De layout
van een tekst
Voordat we beginnen:
timer
2:00
Lezen H6
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Open je boek op blz. 192-193.
  • Laat je iPad in de tas! 
3BD: De layout
van een tekst
Voordat we beginnen:
timer
2:00
Lezen H6

Slide 1 - Tekstslide

  • Geen telefoons.
  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De verwachtingen tijdens de lessen Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Planning komende weken
  • (oefentoets en onderwerp).
  • Klassikale herhaling Lezen H5.
  • Uitleg Lezen H6.
  • Tekst 3 samen lezen.
  • Opdracht 4 en 5 zelfstandig maken.
  • Opdracht 8 in je online boek.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

dinsdag 17 juni: Lezen H6 afronden.

woensdag 18 juni: Lezen H6 afronden.

donderdag 19 juni: Voorbereiden op het onderwerp van de toets.
 
dinsdag 25 juni: Oefentoets maken en bespreken. Laatste les voor vragen H5 en H6 Lezen.

27 juni - 2 juli: toetsweek.


De planning

Slide 4 - Tekstslide

  • Je weet het verschil tussen mening, argument en conclusie.
  • Je kunt uitleggen waarom een afbeelding bij een tekst staat.
  • Je kunt gebruik maken van de lay-out om een tekst beter te begrijpen.
Lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide


Meningargument 
en conclusie




Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus en aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Slide 6 - Tekstslide

Mening, argument
en conclusie


Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

- Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).
Mick zou op basketbal moeten gaan (mening); daar is hij met zijn lengte van ruim twee meter namelijk erg geschikt voor (argument 1). Bovendien is hij erg handig met een bal (argument 2).

Slide 7 - Tekstslide


Mening, argument en conclusie


Als een schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij aan het eind vaak een conclusie. De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. Je herkent een conclusie aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent. Bijvoorbeeld: – Als je je afval scheidt, is dat dus goed voor het milieu, omdat je dan zuinig bent met grondstoffen en energie. Daarom vind ik dat iedereen zijn afval zou moeten scheiden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op:
1. Wat is het doel van de poster?
2. Wat is de belangrijkste functie van de poster? 
3. Wat is de boodschap?
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Lay-out van een tekst
Elke tekst heeft een bepaalde lay-out of opmaak. 
  • titel, tussenkopjes
  • lettertype, lettergrootte
  • kolommen
  • tekstkleur

De lay-out van een tekst is dus hoe de tekst eruit ziet.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Over lay-out...
...wordt altijd goed nagedacht!

- Studieboeken
- Artikelen
- Reclame


Slide 13 - Tekstslide

Opmaak 
  • Titel
  • Tussenkop
  • Lettertype
  • Lettergrootte
  • Kolommen
  • Tekstkleur

Slide 14 - Tekstslide

Afbeeldingen
Vaak worden ook afbeeldingen gebruikt om de tekst te ondersteunen. Een schrijver kan bijvoorbeeld gebruikmaken van foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes, tabellen, grafieken en diagrammen.

Slide 15 - Tekstslide

Afbeeldingen
  • Tekeningen
  • Schema's 
  • Kaartjes
  • Tabellen
  • Grafieken
  • Diagrammen

Slide 16 - Tekstslide

Functies van afbeelding
  • De afbeelding is bedoeld om de aandacht van de lezer te trekken.
  • De afbeelding is bedoeld om nieuwe informatie aan de tekst toe te voegen.
  • De afbeelding is bedoeld om de tekst duidelijker te maken.
  • De afbeelding is bedoeld om de lezer aan te sporen om iets te doen.

Slide 17 - Tekstslide

Bekijk en lees de tekst.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de functie van de afbeelding in het midden?
a) aandacht trekken
b) informatie toevoegen
c) tekst duidelijker maken
A
aandacht trekken
B
informatie toevoegen
C
tekst duidelijker maken

Slide 19 - Quizvraag

Welke functies zijn het belangrijkste bij een poster?
A
Aandacht trekken en je tot handelen aanzetten.
B
Informatie uit de tekst duidelijker maken.
C
Nieuwe informatie aan de tekst toevoegen.
D
De lezen amuseren.

Slide 20 - Quizvraag

Behoren tekeningen, schema's, landkaartjes, tabellen, grafieken en diagrammen ook tot de afbeeldingen in een tekst?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het doel van de poster van het voedingscentrum?

Slide 23 - Open vraag

Inhoud
taalgebruik
lay-out
adviezen voor beginnende zeilers
beginselen van de zeilsport
eenvoudige woorden
felle kleuren
humoristisch
kort en bondig geschreven
praktische zeilinformatie
Veel plaatjes
Veel variatie in lettertype en -grootte

Slide 24 - Sleepvraag

Lezen: tekst 3 op blz. 198

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 4 en 5 (en 8) doornemen.
timer
3:00

Slide 26 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 27 - Tekstslide

Wat?
Lezen H6: Lay-out van een tekst.
Opdracht 4 en 5 op blz. 196-199.
Maak ook opdracht 8 in je online boek.
Hoe?
Zelfstandig. 
Werk de antwoorden uit in je boek of schrift.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de uitleg op blz. 192.
Tijd
Tien minuten.
Waarom?
Om te oefenen voor de leestoets in de toetsweek.
Klaar?
Maak opdracht 8 van Lezen H6 in je online boek.
Opdrachten voor woensdag
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

  • Je weet het verschil tussen mening, argument en conclusie.
  • Je kunt uitleggen waarom een afbeelding bij een tekst staat.
  • Je kunt gebruik maken van de lay-out om een tekst beter te begrijpen.
Lesdoelen

Slide 29 - Tekstslide

Iets wat waar is of onwaar en wat je kunt controleren.
Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.
De reden waarom iemand iets vindt.
Een argument is...
Een feit is...
Een mening is...

Slide 30 - Sleepvraag

Waarom staat er bij een tekst vaak
een afbeelding? Noteer twee redenen.

Slide 31 - Open vraag

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u3bd: uecek

Slide 32 - Tekstslide