- soortspecifiek: voorkomt dat verschillende soorten met elkaar gaan proberen voortplanten
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Territoriumgedrag en conflictgedrag.
Territorium--> voedsel en ruimte om nakomelingen groot te brengen. --> Dreiggedrag
Conflictgedrag = Gedrag als de motivatie voor twee verschillende gedragssystemen even groot is
Voorbeeld van conflictgedrag: Oversprong gedrag
Slide 13 - Tekstslide
OVERSPRONGGEDRAG
Ook mensen hebben overspronggedrag!
Bijvoorbeeld op je hoofd krabben als je niet weet wat je moet doen...
Slide 14 - Tekstslide
Overspronggedrag
Wanneer dreiggedrag lang duurt kan overspronggedrag optreden.
Ze kunnen niet kiezen tussen aanvallen en vluchten.
Laten gedrag zien dat 'niet passend' is bij de situatie.
Slide 15 - Tekstslide
Rangorde
Conflicten voorkomen
--> Dreig- en imponeergedrag (giraffe)
--> Verzoeningsgedrag (baviaan)
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Dit is een voorbeeld van..
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
omgericht gedrag
Slide 18 - Quizvraag
Territorium - Territoriumgedrag Wat is NIET waar?
A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag
Slide 19 - Quizvraag
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 20 - Quizvraag
Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heet het gedrag wat je vertoont (naar een organisme in een hogere orde) om een conflict te vermijden
A
overgeefgedrag
B
imponeergesdrag
C
statengedrag
D
verzoeningsgedrag
Slide 22 - Quizvraag
Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten: *kip 1 pikt kip 4 *kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4 *kip 3 pikt kip 1 en 4 Wat is de rangorde in de ze groep?
A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is
kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is
kip 2, 4,3 en als laatste 1
Slide 23 - Quizvraag
Supranormale prikkels bij mensen
Schattig:
Slide 24 - Tekstslide
Sleutelprikkels bij mensen
Kenmerken van baby's (en jonge dieren) zijn een sleutelprikkel bij mensen voor verzorgingsdedrag.
Slide 25 - Tekstslide
Reclame
Ook de reclamewereld maakt gebruik van deze sleutelprikkels om bij ons koopgedrag uit te lokken.
Reclame van Axe: Hoe meer sprayed hoe aantrekkelijker voor vrouwen je wordt
Fa douchegel: Je wordt een aantrekkelijke vrouw als je douched met Fa
Page: De puppy met een hoog schattigheidsgehalte inclusief aaibaarheidsfactor moet aangeven dat dit wcpapier heel zacht is. De puppy moet dit gedrag uitlokken.
Slide 26 - Tekstslide
Aangeboren en aangeleerd gedrag
Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag
Slide 27 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag?
A
Een kind strikt de schoenveters nadat zijn ouders hem dat opdragen
B
Een konijn duikt zijn holletje in bij het zien van een vos
C
Een pasgeboren vogeltje opent zijn bek om aan te geven honger te hebben
D
Een man zwaait naar de buurvrouw die langsloopt
Slide 28 - Quizvraag
Is dit aangeleerd of aangeboren gedrag?
A
Aangeleerd
B
Aangeboren
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag
A
Een hond komt terug wanneer je hem roept
B
Kunnen schrijven
C
Een baby huilt wanneer hij honger heeft
D
Als de bel gaat pakken jullie je spullen in
Slide 30 - Quizvraag
Welke is aangeleerd gedrag?
A
Alleen plaatje 1
B
Alleen plaatje 2
C
Geen van beide plaatjes
D
Allebei de plaatjes
Slide 31 - Quizvraag
gapen in de baarmoeder
A
aangeleerd
B
aangeboren
Slide 32 - Quizvraag
Rolgedrag en rolpatroon
Gedrag dat bij een bepaalde rol hoort = rolpatroon
Slide 33 - Tekstslide
Rolpatronen
Hoe iemand zich volgens
anderen moet gedragen
Deze rolpatronen kunnen ook veranderen
Slide 34 - Tekstslide
Cultuur
Cultuur wordt bepaald door normen en waarden.
Verandert door de tijd heen.
Cultuur verschilt per land, regio en groep.
Slide 35 - Tekstslide
Nabespreken
Je kunt uitleggen wat sociaal gedrag is en hoe dit gedrag de overlevingskansen van organismen beïnvloedt.
Je kunt uitleggen hoe sociaal gedrag evolueert.
Je kunt aan de hand van een context toelichten wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen gedrag bij mensen en dieren.