6.5 Sociaal gedrag bij dieren & 6.6 Gedrag bij mensen

Waarneming en gedrag
6.5 Sociaal gedrag bij dieren
6.6 Gedrag bij mensen


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waarneming en gedrag
6.5 Sociaal gedrag bij dieren
6.6 Gedrag bij mensen


Slide 1 - Tekstslide

Sociaal gedrag
  • = gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.

  • Handelingen van individu = signalen voor anderen.
  • Het is eigenlijk gewoon communiceren

Slide 2 - Tekstslide

Signalen
Bij sociaal gedrag zijn signalen die individuen afgeven aan elkaar heel belangrijk

Signalen dienen als prikkels in sociaal gedrag en maken informatieoverdracht (communicatie) mogelijk

Slide 3 - Tekstslide

Signalen
Signalen kunnen worden afgegeven via:
  1. Geuren
  2. Kleuren
  3. Geluiden
  4. Houdingen
  5. Gebaren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Samenlevingsvorm
- solitair (Tijgers)
- paren (vissen, vogels, zoogdieren)
- groepen (insecten, vissen, vogels, zoogdieren)

waar binnen valt de mens biologisch gezien? 

Slide 6 - Tekstslide

Vormen van sociaal gedrag

  • Samenlevingsvorm
  • Voortplantingsgedrag (balts/bronst)
  • Territoriumgedrag
  • Conflictgedrag (overspronggedrag) 
  • Rangorde (pikorde)

Slide 7 - Tekstslide

Balts = gedrag voor het paren 
bronst = periode van paringsbereidheid
Functie Balts:
- opvallend en trekt daardoor partners aan
- vergroot de bereidheid 
tot paren
- verlaagt motivatie tot agressief gedrag
- paarband versterken

- soortspecifiek: voorkomt dat verschillende soorten met elkaar gaan proberen voortplanten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Territoriumgedrag en conflictgedrag.
  • Territorium --> voedsel en ruimte om nakomelingen groot te
      brengen. --> Dreiggedrag

  • Conflictgedrag = Gedrag als de motivatie voor twee verschillende gedragssystemen even groot is 
  • Voorbeeld van conflictgedrag: Oversprong gedrag

Slide 10 - Tekstslide

OVERSPRONGGEDRAG
Ook mensen hebben overspronggedrag!

Bijvoorbeeld op je hoofd krabben als je niet weet wat je moet doen...

Slide 11 - Tekstslide

Overspronggedrag
Wanneer dreiggedrag lang duurt kan overspronggedrag optreden. 

Ze kunnen niet kiezen tussen aanvallen en vluchten. 

Laten gedrag zien dat 'niet passend' is bij de situatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Rangorde 
  • Conflicten voorkomen  
  • --> Dreig- en imponeergedrag (giraffe)
  • --> Verzoeningsgedrag (baviaan)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Dit is een voorbeeld van..
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
omgericht gedrag

Slide 16 - Quizvraag

Territorium - Territoriumgedrag
Wat is NIET waar?

A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag

Slide 17 - Quizvraag

Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken.

Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag

Slide 18 - Quizvraag

Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet het gedrag wat je vertoont (naar een organisme in een hogere orde) om een conflict te vermijden
A
overgeefgedrag
B
imponeergesdrag
C
statengedrag
D
verzoeningsgedrag

Slide 20 - Quizvraag

Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten:
*kip 1 pikt kip 4
*kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4
*kip 3 pikt kip 1 en 4
Wat is de rangorde in de ze groep?

A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is kip 2, 4,3 en als laatste 1

Slide 21 - Quizvraag

Supranormale prikkels bij mensen
Schattig:

Slide 22 - Tekstslide

Sleutelprikkels bij mensen
Kenmerken van baby's (en jonge dieren) zijn een sleutelprikkel bij mensen voor verzorgingsdedrag.

Slide 23 - Tekstslide

Reclame
Ook de reclamewereld maakt gebruik van deze sleutelprikkels om bij ons koopgedrag uit te lokken.
Reclame van Axe: Hoe meer sprayed hoe aantrekkelijker voor vrouwen je wordt
Fa douchegel: Je wordt een aantrekkelijke vrouw als je douched met Fa
Page: De puppy met een hoog schattigheidsgehalte inclusief aaibaarheidsfactor moet aangeven dat dit wcpapier heel zacht is. De puppy moet dit gedrag uitlokken.

Slide 24 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd gedrag 
  • Aangeboren gedrag 
  • Aangeleerd gedrag 

Slide 25 - Tekstslide

Rolgedrag en rolpatroon
Gedrag dat bij een bepaalde rol hoort = rolpatroon

Slide 26 - Tekstslide

Rolpatronen
Hoe iemand zich volgens 
anderen moet gedragen

Deze rolpatronen kunnen ook veranderen

Slide 27 - Tekstslide

Cultuur
  • Cultuur wordt bepaald door normen en waarden.
  • Verandert door de tijd heen.
  • Cultuur verschilt per land, regio en groep.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag?
A
Een kind strikt de schoenveters nadat zijn ouders hem dat opdragen
B
Een konijn duikt zijn holletje in bij het zien van een vos
C
Een pasgeboren vogeltje opent zijn bek om aan te geven honger te hebben
D
Een man zwaait naar de buurvrouw die langsloopt

Slide 29 - Quizvraag

Betty bleek zelfs in staat om zelf een ijzerdraadje te buigen tot een haak. Keer op keer boog ze een rechte draad tot haak om hiermee vervolgens het emmertje met voedsel omhoog te halen. Abel deed dit niet. Hij bekeek rustig wat Betty deed om vervolgens de gebogen draad te stelen.
Twee leerlingen trekken naar aanleiding van deze waarnemingen conclusies.
Leerling 1 zegt: “Alleen de vrouwtjes van de Nieuw-Caledonische kraai zijn in staat om gereedschappen te maken.”
Leerling 2 zegt: “Het feit dat Betty de haak maakt is een voorbeeld van een rolpatroon.”
Welke leerling trekt een juiste conclusie?
A
geen van beide leerlingen
B
alleen leerling 1
C
alleen leerling 2
D
zowel leerling 1 als leerling 2

Slide 30 - Quizvraag

Is dit aangeleerd of aangeboren gedrag?
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van aangeboren gedrag
A
Een hond komt terug wanneer je hem roept
B
Kunnen schrijven
C
Een baby huilt wanneer hij honger heeft
D
Als de bel gaat pakken jullie je spullen in

Slide 32 - Quizvraag

Cultuur is altijd aangeleerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Welke is aangeleerd gedrag?
A
Alleen plaatje 1
B
Alleen plaatje 2
C
Geen van beide plaatjes
D
Allebei de plaatjes

Slide 34 - Quizvraag

gapen in de baarmoeder
A
aangeleerd
B
aangeboren

Slide 35 - Quizvraag

Elke keer dat Jantje in een warm lokaal zit begint hij te gapen. Zijn buren gapen daardoor ook. Waar komt Jantje's gedrag vandaan?
A
Dat is imitatie
B
Dat is cultuur
C
Dat is aangeleerd
D
Dat is aangeboren

Slide 36 - Quizvraag