3 SCC- Hoe gebeurt de beeldvorming in het oog?

Beeldvorming in het oog
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beeldvorming in het oog

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Welke functie heeft het vaatvlies?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen hoornvlies en harde oogvlies?

Slide 7 - Open vraag

Waardoor blijft het oog mooi bol?

Slide 8 - Open vraag

Volgende vragen moet je op het einde van deze les kunnen beantwoorden:
  • Hoe wordt de hoeveelheid licht in het oog geregeld?
  •  Welke kenmerken heeft het beeld dat op het netvlies valt?
      Hoe verklaar je dat?
  • Hoe gebeurt de scherpstelling van het beeld in het oog?
  • Wat is ' het nabijheidspunt'?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe wordt de hoeveelheid licht in het oog geregeld?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de pupil?

Slide 16 - Open vraag

Welke spieren vind je terug in de iris?

Slide 17 - Open vraag

Wat gebeurt er met spieren die samentrekken?
A
ze worden korter en dikker
B
ze worden langer en dunner
C
ze worden korter en dunner
D
ze worden langer en dikker

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
De pupil wordt groter als
A
er veel licht is.
B
als de straalspieren samentrekken.
C
de kringspieren samentrekken.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is niet juist?
De pupil verkleint als
A
er veel licht is.
B
als de straalspieren samentrekken.
C
de kringspieren samentrekken.

Slide 20 - Quizvraag

Samengevat:

De hoeveelheid licht in het oog wordt geregeld door de pupilreflex.
  • Bij veel licht verkleint de pupil, de kringspieren trekken samen.
  • Bij weinig licht vergroot de pupil, de straalspieren trekken samen
.

Slide 21 - Tekstslide

Hoe gebeurt de beeldvorming in het oog?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Door welke doorzichtige delen gaat het licht voor het op het netvlies valt?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Wat gebeurt er met een lichtstraal wanneer die van middenstof verandert?

Slide 27 - Open vraag

Wat is er kenmerkend aan een holle lens?
A
Het midden is dikker dan de rand.
B
Het midden is dunner dan de rand.

Slide 28 - Quizvraag

De lens in het oog is een ..
A
bolle lens
B
holle lens

Slide 29 - Quizvraag

Wat is niet juist?
Een lichtstraal wordt gebroken wanneer ze van .... naar .... gaat.
A
lucht - glas
B
lucht - ooglens
C
lucht - water
D
lucht - lucht

Slide 30 - Quizvraag

Een bolle lens breekt de lichtstralen
A
niet, ze gaan gewoon rechtdoor.
B
van elkaar weg.
C
naar elkaar toe.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Hoe gebeurt de scherpstelling van het beeld in het oog?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Beschrijf je waarneming bij het onderzoekje.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

De lens van het oog is een speciale lens. Leg uit.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat merk je bij dit onderzoek?

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Wat is het vermoeiendst voor de ogen?
A
veraf kijken
B
dichtbij kijken

Slide 47 - Quizvraag

Wanneer je dichtbij kijkt
(opspannen = samentrekken)
A
spannen lensbandjes op
B
spant de accommodatiespier op
C
spannen lensbandjes en accommodatiespier op
D
spant er niets op

Slide 48 - Quizvraag

  • Lees p. 34 - 37
  • Maak een samenvatting. Zet een foto hiervan in de uploadzone.
    De vragen op dia 8 zijn de titels in je samenvatting.
  • Maak p. 48
  • Maak p. 54 opdracht 5 - 7 en verbeter met verbetersleutel

Slide 49 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog over dit deel van de leerstof?
(Noteer deze hier zodat we die nog bespreken voor de overhoring van volgende les.)

Slide 50 - Open vraag