les 2 fictie vertelde tijd, chronologie en vertelperspectief

fictie:  vertelde tijd, chronologie en vertelperspectief
Zie ook de theorie op blz 98, 99
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

fictie:  vertelde tijd, chronologie en vertelperspectief
Zie ook de theorie op blz 98, 99

Slide 1 - Tekstslide

aan het einde van de les weet je wat;

verteltijd is
vertelde tijd is
chronologie betekent
vertelperspectief is.

Slide 2 - Tekstslide

verteltijd is....
de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen.

Slide 3 - Tekstslide

vertelde tijd is......

de tijd die er in een verhaal voorbij gaat.
Voorbeeld; Wat is de vertelde tijd van een Harry Potter boek?

Slide 4 - Tekstslide

Opfrissen begrippen verhaalanalyse
Verteltijd
Vertelde tijd
De tijd die het kost om een verhaal (voor) te lezen (aantal blz.)
De totale tijd die binnen het verhaal verstrijkt (1 jaar, 2 maanden enz.)

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de vertelde tijd van het verhaal?
A
1940-1945
B
103 blz.

Slide 6 - Quizvraag

chronologie
De gebeurtenissen in een verhaal worden in de goede volgorde verteld.
Er is geen vooruitblik of terugblik.
Wordt jouw boek chronologisch verteld? 

Slide 7 - Tekstslide

Niet - chronologisch
De gebeurtenissen worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze zijn gebeurd.
Dan is er sprake van een flashback of een tijdsprong.
Is er in jouw boek sprake van een flashback of een tijdsprong?
Waarom doet een schrijver dit?

Slide 8 - Tekstslide

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, bekijk je alles vanuit een bepaald persoon = vertelperspectief.

- Ik-perspectief = alles door een persoon in de ik-vorm
- Hij/zij-perspectief = alles door een persoon in de hij/zij-vorm
-Alwetende verteller = iemand die het ervhaal vertelt en alles van de personen in het verhaal weet. 

Slide 9 - Tekstslide

Ik-perspectief
Als alles wordt verteld door een persoon in de ik-vorm, is er een ik-perspectief. 
Vooral bij het ik-perspectief kun je zo goed meeleven met de hoofdpersoon, dat het bijna lijkt alsof jij zelf de hoofdpersoon bent. 

Slide 10 - Tekstslide

hij-/zij-perspectief: 
Als de gebeurtenissen heel nadrukkelijk gaan over een bepaalde persoon en worden verteld in de hij- of zij-vorm is er een hij-/zij-perspectief. 

Slide 11 - Tekstslide

Alwetende verteller
De alwetende verteller speelt zelf geen rol in het verhaal, maar hij weet alles van alle personen en gebeurtenissen. Hij geeft soms ook commentaar op het verhaal.

Slide 12 - Tekstslide

De alwetende verteller is betrouwbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De alwetende verteller is een verteller die geen personage in het verhaal is, maar wel alles weet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een bord spaghetti 
Adriaan van Dis (1984) 
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn, soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest. 



Slide 15 - Tekstslide

Welk vertelperspectief zie je hier?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller

Slide 16 - Quizvraag

De kroongetuige
Maarten 't Hart
‘Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde. 

Slide 17 - Tekstslide

Welk vertelperspectief zie je hier?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller

Slide 18 - Quizvraag

Welk vertelperspectief zie je hier?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Welk vertelperspectief?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Welk vertelperspectief?
A
Ik- perspectief
B
Hij-/zij- perspectief

Slide 23 - Quizvraag

aan de slag;
Schrijf in je schrift over jouw leesboek en gebruik de theorie uit het leerwerkboek ( blz 98-99)
Wat is de vertelde tijd? Hoe weet je dat?
Is jouw verhaal chronologisch verteld? Hoe weet je dat? Zijn er flashbacks of tijdsprongen?
Vanuit welk perspectief wordt jouw verhaal verteld? Waar zie je dan aan? 

Slide 24 - Tekstslide