Les 42 en 28

Les 42
Omschrijf het begrip contaminatie.
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Les 42
Omschrijf het begrip contaminatie.

Slide 1 - Open vraag

Wat is een pleonasme?

Slide 2 - Open vraag

Wat houdt het begrip tautologie in?

Slide 3 - Open vraag

Wat houdt het begrip barbarisme in?

Slide 4 - Open vraag

Welke stijlfout zie je in onderstaande zinnen:
Ik ga nu niet naar buiten want het regent immers hard.

Slide 5 - Open vraag

Mijn buurman leeft sinds kort in Frankrijk.

Slide 6 - Open vraag

Hij is bescheiden zonder zich op de voorgrond te plaatsen.

Slide 7 - Open vraag

Hij ging alle vragen die hem werden gestel opnoteren.

Slide 8 - Open vraag

Wat houdt het begrip "incongruentie" in?

Slide 9 - Open vraag

Verbeter onderstaande zinnen.
Zowel vriend als vijand gingen akkoord.

Slide 10 - Open vraag

De Verenigde Staten heeft te kampen met bosbranden.

Slide 11 - Open vraag

Het meisje die daar staat ken ik nog van vroeger.
Welke stijlfout zie je in bovenstaande zin. ?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste vorm:
A
kerstvakantie
B
Kerstvakantie

Slide 13 - Quizvraag


A
stille oceaan
B
Stille Oceaan

Slide 14 - Quizvraag


A
Boekenweekgeschenk
B
boekenweekgeschenk

Slide 15 - Quizvraag


A
Mevrouw c. de Haan
B
mevrouw C. de Haan

Slide 16 - Quizvraag

Noem 2 plekken waarop de punt altijd staat.

Slide 17 - Open vraag

Waar of niet waar?
Tussen twee pv's schrijf je een komma
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Tussen twee zelfstandig naamwoorden schrijf je een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een puntkomma staat tussen zinnen die sterk met elkaar verbonden zijn, maar die ook op zichzelf kunnen staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wanner gebruik je aanhalingstekens? Noem twee zaken.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de juiste vorm?
A
s' morgens
B
's morgens

Slide 22 - Quizvraag


A
kommas
B
komma's

Slide 23 - Quizvraag


A
Chris' fiets
B
Chris fiets

Slide 24 - Quizvraag


A
ski jacks en -broeken
B
skijacks en -broeken
C
ski-jacks en -broeken

Slide 25 - Quizvraag


A
HALT-straf
B
halt-straf

Slide 26 - Quizvraag


A
Noordnederland
B
Noord-Nederland
C
Noord Nederland

Slide 27 - Quizvraag