Les 05 - Barbarisme en incongruentie

Stijlfouten: barbarisme en incongruentie
(en voltooid en onvoltooid deelwoord)


Taalverzorging §B5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Stijlfouten: barbarisme en incongruentie
(en voltooid en onvoltooid deelwoord)


Taalverzorging §B5

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les:
- wat we onder barbarismen en incongruenties verstaan;
- hoe we barbarismen en incongruenties uit een zin kunnen halen.

Slide 2 - Tekstslide

Barbarisme
In de vorige les hebben we drie stijlfouten behandeld: het pleonasme, de tautologie en de contaminatie.

Een andere stijlfout is het barbarisme: een woord of zinsconstructie die niet eigen zijn aan het Nederlands, maar worden overgenomen uit een andere taal.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden barbarismen
Voor sommige barbarismen is een aparte naam. Woorden die uit het Duits afkomstig zijn, noemen we germanismen; woorden uit het Engels anglicismen.

Voorbeelden anglicismen: huisgemaakt, copypasten, selfie, een beslissing maken.
Voorbeelden germanismen: beroepsmatig, schwalbe, autobaan.

Slide 4 - Tekstslide

Incongruentie
Bij een incongruentie is er sprake van een onjuiste verwijzing.

Hiervan is sprake als de persoonsvorm en het onderwerp voor wat betreft het getal niet met elkaar in overeenstemming zijn.

Ook kan er sprake zijn van incongruentie als er een onjuist verwijswoord wordt gebruikt.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm en onderwerp
Als de persoonsvorm in het enkelvoud staat, moet dit bij het onderwerp ook het geval zijn. Zo niet, dan is er sprake van incongruentie.

Veel voorkomende fouten:
Een aantal ... = enkelvoud; percentages = enkelvoud; media = meervoud; zowel ... als ... = enkelvoud

Slide 6 - Tekstslide

Onjuiste verwijswoorden
Bij een andere vorm van incongruentie is sprake van foutieve verwijswoorden. Dit komt vaak voor bij persoonlijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden.

Let bij het gebruik van verwijswoorden op dat je het juiste geslacht en het juiste getal gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord komt altijd voor in combinatie met een hulpwerkwoord. Dat is in dit geval een vorm van zijn, hebben of worden.

Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van zijn of hebben, is de handeling ook inderdaad voltooid; gebruiken we het werkwoord worden, dan is de handeling nog bezig.

Slide 10 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord
In veel gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een -d of een -t.

Als je twijfelt of je voor de -d of -t moet kiezen, maak het dan langer door er een -e achter te zetten.

Als dit geen uitsluitsel brengt, kijk dan naar de stam en hanteer de
't ex-kofschip-regel

Slide 11 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt.

Vaak is het onvoltooid deelwoord een soort bijvoeglijk naamwoord.

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Slide 12 - Tekstslide

Spelling van Engelse werkwoorden
In het Nederlands krijgen we steeds meer te maken met werkwoorden die oorspronkelijk uit het Engels komen.

Hierbij geldt dat we waar mogelijk zoveel mogelijk de regels voor 'Nederlandse' werkwoorden toepassen.

Dubbele medeklinkers blijven wel staan als dat nodig is voor de uitspraak en sommige stammen eindigen op een -e (denk aan delete)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide