GMK P2.2 Les 8 - Diabetes Mellitus - medicijnen

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Te veel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te hoog glucose
D
Te laag glucose
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Te veel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te hoog glucose
D
Te laag glucose

Slide 1 - Quizvraag

Welk middel kan ervoor zorgen dat het trillen tijdens een hypo minder is?
A
Furosmide
B
Hydrochloorthiazide
C
Metoprolol
D
Simvastatine

Slide 2 - Quizvraag

1) DM type 1: lichaam ongevoelig voor insuline
2) DM type 2: geen insuline aanmaak
A
Beide waar
B
1) waar; 2) niet waar
C
1) niet waar; 2) waar
D
Beide niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Orale bloedglucose verlagende middelen worden vooral gebruikt bij:
A
DM type 1
B
DM type 2

Slide 8 - Quizvraag

Alle diabeten moeten dagelijks hun bloedsuiker prikken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welk middel heeft niet als bijwerking hypoglykemie?
A
exenatide (Victoza)
B
gliclazide
C
insuline
D
metformine

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Waarom wordt de dosering van metformine langzaam opgebouwd?
A
Anders kans op hypo
B
Anders kans op diarree
C
Anders kans op metaalsmaak in mond
D
Anders kans op overdosering

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Een patiënt komt EU tolbutamide halen. Hij gaat zo een nieuwe bril laten aanmeten bij de opticien. Wat zeg jij?
A
Veel plezier!
B
Een metalen montuur is nu helemaal hip :)
C
Verstandig, bij diabetes gaan je ogen achteruit
D
U kunt beter wachten tot uw suiker stabiel is.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Victoza in een soort insuline, je moet dus ook regelmatig je glucose prikken bij het gebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is geen bijwerking van insuline?
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie
C
Atrofie
D
Hypertrofie

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

3x per dag voor de maaltijd
1x per dag voor de nacht
2x per dag (bij ontbijt en avondeten)
Continu via insulinepomp
Novorapid
Novomix
Lantus
Insulatard
Humuline - Regular
Humuline - NPH
Tresiba
Toujeo
Humalog - Mix

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat helpt NIET bij een hypo?
A
Dextro (Druivensuiker)
B
Glucagon
C
Glucose
D
Insuline

Slide 27 - Quizvraag

Biguaniden
SU-derivaten
DPP-4 remmers
SGLT-2-remmer
Thiazolidine dionen
Meglitidiniden
Overige
Metformine
Sitagliptine (Januvia®)

Vildagliptine (Galvus®)

Gliclazide, Glimepiride, Tolbutamide
Glibenclamide

Dapagliflozine (Forxiga®)

Repaglinide (novonorm®)

Acarbose (Glucobay)

 

Pioglitazon (actos®)

 

Slide 28 - Sleepvraag

Effect
Minder opname glucose in het lichaam
Meer aanmaak insuline 
Verhogen gevoeligheid voor insuline
Meer uitplassen glucose
Metformine
Tolbutamide
Acarbose
Sitagliptine (Januvia)
Pioglitazon (Actos)
Dapagliflozine (Forxiga)
Repaglinide
(Novonorm)

Slide 29 - Sleepvraag